NJB 2011, 810
EG-Bewijsverordening. Exclusieve werking. Vraag van uitleg.
HR 01-04-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3048
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 april 2011
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
10/02071
- Conclusie
A-G mr. mr. P. Vlas
- LJN
BP3048
- Vakgebied(en)
Recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP3048, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑04‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP3048, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑01‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2010
- Wetingang
EG-Bewijsverordening art. 1 lid 1
Essentie
De HR vraagt aan het HvJ EU: moet de rechter die een in een andere lidstaat woonachtige getuige wenst te horen, steeds gebruikmaken van de door de EG-Bewijsverordening in het leven geroepen methoden, of is hij bevoegd gebruik te maken van de methoden voorzien in zijn eigen nationale procesrecht zoals oproeping van de getuige voor hem te verschijnen? De HR is vooralsnog van oordeel dat de rechter de laatstbedoelde bevoegdheid heeft, met als eventueel gevolg dat bij nietverschijning van de getuige daaraan de consequenties worden verbonden die zijn toegestaan door het nationale procesrecht van de rechter.
Partij(en)
Lippens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.