JWB 2000/206
immateriële schade, letselschade, billijkheid, begroting van schade
HR 17-11-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA8358 (Druijff/B.C.E. Bouw)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 november 2000
- Zaaknummer
C99/103HR
- LJN
AA8358
- Roepnaam
Druijff/B.C.E. Bouw
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA8358, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑11‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA8358, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2000
- Wetingang
art. 6:106 BW
Essentie
immateriële schade, letselschade, billijkheid, begroting van schade
Samenvatting
Casus
Eiser heeft in 1992 tijdens zijn werk een ongeval gehad, dat tot bijzonder ernstig, blijvend letsel heeft geleid. B.C.E. Bouw B.V. (hierna: Bouw) is aansprakelijk voor de schade. Eiser vordert vergoeding van immateriële schade. De Kantonrechter heeft deze vordering deels toegewezen. De Rechtbank heeft het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd.
Rechtsvraag
In cassatie komt de vraag aan de orde of de vergoeding afhankelijk is van de voorgenomen wijze van besteding.
Beslissing
De Hoge Raad stelt dat het in deze procedure gaat om de begroting van de naar billijkheid vast ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.