Einde inhoudsopgave
Gerechtsdeurwaarderswet
Artikel 42 [Getuigen en deskundigen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Gerechtsdeurwaarder
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
De kamer voor gerechtsdeurwaarders kan getuigen en deskundigen oproepen en horen. Het horen van getuigen en deskundigen kan ook aan één der leden van de kamer worden opgedragen. Ieder die als getuige of deskundige is opgeroepen, is verplicht aan de oproeping gevolg te geven. Hij is voorts verplicht op de gestelde vragen te antwoorden, onderscheidenlijk de van hem gevorderde diensten te verlenen.
2.
Op verzoek van de kamer voor gerechtsdeurwaarders doet de officier van justitie hen dagvaarden. De betrokkene is verplicht na dagvaarding te verschijnen.
3.
Verschijnt een getuige of een deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie op verzoek van de kamer hem andermaal dagvaarden, desverzocht met bevel tot medebrenging. Artikel 6:1:5 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
4.
De artikelen 290 en 292, eerste en vierde lid, onderscheidenlijk 299 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het horen van een getuige onderscheidenlijk een deskundige.
5.
Ten aanzien van getuigen en deskundigen zijn de artikelen 217 tot en met 219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
6.
De getuigen en deskundigen ontvangen indien zij dit wensen op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling, door de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te begroten overeenkomstig het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.