RvdW 2016/971
Bij een inbreuk op verdedigingsrechten die niet onder art. 359a Sv valt komt niet-ontvankelijkheid van het OM alleen in aanmerking als geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces cfm art. 6 EVRM.
HR 13-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2059
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 september 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/00362
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2059, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:887, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑06‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2015
- Wetingang
Art. 6 EVRM; Art. 358 lid 3 Sv
Essentie
Het hof heeft niet gerespondeerd op het verweer dat het OM niet-ontvankelijk is in de ontnemingsvordering omdat een adequate verdediging door het tijdsverloop niet meer mogelijk was. Dat hoeft echter niet tot cassatie te leiden omdat een niet onder art. 359a Sv vallende inbreuk op verdedigingsrechten alleen tot niet-ontvankelijkheid van het OM leidt indien die inbreuk van dien aard en zo ernstig is dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces cfm art. 6 EVRM en de grondslag van het verweer i.c. niet tot dat oordeel kan leiden.
Samenvatting
In HR ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.