Einde inhoudsopgave
Besluit forensische zorg
Artikel 5.3 [Spoedeisende gevallen]
Geldend
Geldend vanaf 26-06-2019
- Bronpublicatie:
06-06-2019, Stb. 2019, 230 (uitgifte: 25-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2019, Stb. 2019, 230 (uitgifte: 25-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht (V)
Gezondheidsrecht (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Van de bevoegdheid bedoeld in artikel 5.2, vierde lid, van de wet mag de officier van justitie alleen gebruik maken indien:
- a.
de verlening van forensische zorg naar zijn oordeel nodig is in verband met de veiligheid van de justitiabele zelf of van andere personen, de veiligheid van goederen of de algemene veiligheid, en
- b.
hij redelijkerwijs mag veronderstellen dat een strafrechtelijke titel voor de verlening van forensische zorg zal worden opgelegd.
2.
Indien de officier van justitie gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, plaatst Onze Minister de justitiabele zonder indicatiestelling bij een gecontracteerde zorgaanbieder die ambulante begeleiding, ambulante behandeling of verblijf in een accommodatie voor beschermd wonen verleent.
3.
Gelijktijdig met het gelasten van de verlening van forensische zorg, gelast de officier van justitie de reclassering om zo spoedig mogelijk alsnog een indicatiestelling af te geven.