Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 48 Vrijstellingsdrempels voor aftrek van tier 1-kernkapitaalbestanddelen
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Bij het verrichten van de bij artikel 36, lid 1, punten c) en i), voorgeschreven aftrekkingen zijn de instellingen niet verplicht de bedragen af te trekken van de in dit lid, onder a) en b), vermelde bestanddelen die in totaal gelijk zijn aan of minder bedragen dan het in lid 2 bedoelde drempelbedrag:
- a)
uitgestelde belastingvorderingen die afhankelijk zijn van toekomstige winstgevendheid en voortvloeien uit tijdelijke verschillen, en in totaal gelijk zijn aan of minder bedragen dan 10 % van de tier 1-kernkapitaalbestanddelen van de instelling, berekend na toepassing van het volgende:
- i)
- ii)
artikel 36, lid 1, punten a) tot en met h), punt k), ii) tot en met vi), en punten l), m) en n), exclusief uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen;
- b)
indien een instelling een aanzienlijke deelneming in een entiteit uit de financiële sector heeft, het direct, indirect en synthetisch bezit door de instelling van tier 1-kernkapitaalinstrumenten van die entiteiten die in totaal gelijk zijn aan of minder bedragen dan 10 % van de tier 1-kernkapitaalbestanddelen van de instelling, berekend na toepassing van het volgende:
- i)
- ii)
artikel 36, lid 1, punten a) tot en met h), punt k), ii) tot en met vi), en punten l), m) en n), exclusief uitgestelde belastingvorderingen die op toekomstige winstgevendheid berusten en voortvloeien uit tijdelijke verschillen.
2.
Voor de toepassing van lid 1 is het drempelbedrag gelijk aan het in dit lid, onder a), bedoelde, vermenigvuldigd met het in dit lid, onder b), bedoelde percentage:
- a)
het resterende bedrag van tier 1-kernkapitaalbestanddelen na de onverkorte toepassing van de aanpassingen en aftrekkingen in de artikelen 32 tot en met 36 en voorafgaand aan de toepassing van de bewerkingen van dit artikel;
- b)
17,65 %.
3.
Voor de toepassing van lid 1 bepaalt een instelling het deel uitgestelde belastingvorderingen in het totaalbedrag van bestanddelen dat niet hoeft te worden afgetrokken, door het in dit lid, onder a), gespecificeerde bedrag te delen door het in dit lid, onder b), gespecificeerde bedrag:
- a)
het bedrag van uitgestelde belastingvorderingen die afhankelijk zijn van toekomstige winstgevendheid en voortvloeien uit tijdelijke verschillen, en in totaal gelijk zijn aan of minder bedragen dan 10 % van de tier 1-kernkapitaalbestanddelen van de instelling;
- b)
de som van:
- i)
het in punt a) bedoelde bedrag;
- ii)
het bedrag van het direct, indirect en synthetisch bezit door de instelling van de eigenvermogensinstrumenten van entiteiten uit de financiële sector waarin de instelling een aanzienlijke deelneming heeft, die in totaal gelijk zijn aan of minder bedragen dan 10 % van de tier 1-kernkapitaalbestanddelen van de instelling.
Het deel aanzienlijke deelnemingen in het totaalbedrag van bestanddelen dat niet hoeft te worden afgetrokken, is gelijk aan één min het in de eerste alinea bedoelde deel.
4.
Op de bedragen van de bestanddelen die niet overeenkomstig lid 1 worden afgetrokken, wordt een risicogewicht toegepast van 250 %.