NJB 2021/585:Bedreiging met zware mishandeling door tijdens de coronapandemie naar verbalisanten te spugen, art. 285 Sr: is in een dergelijk geval is vereist dat door de bedreiging, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. In casu kon het hof oordelen dat bij de verbalisanten in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen, mede erop gelet dat het coronavirus Nederland ten tijde van het bewezenverklaarde – 26 april 2020 – al wekenlang in zijn greep had en er op dat moment nog veel onzekerheden waren over de aard en de verspreiding daarvan, terwijl de verdachte wist van de ernst van het coronavirus en de mogelijkheid dat dit zich via speeksel door de lucht verspreidt. A-G: anders