Zie ook MvG alinea 7, waar [eisers] opmerkt: '(...) ook al staat deze (muur; toevoeging A-G) op de grond van geïntimeerden en is derhalve ook eigendom van geïntimeerden.'
HR, 11-01-2013, nr. 12/04133
ECLI:NL:HR:2013:BY4896
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11-01-2013
- Zaaknummer
12/04133
- Conclusie
Mr. E.B. Rank-Berenschot
- LJN
BY4896
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY4896, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY4896
ECLI:NL:HR:2013:BY4896, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4896
- Vindplaatsen
Conclusie 11‑01‑2013
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Partij(en)
12/04133
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Zitting: 16 november 2012
CONCLUSIE tot niet-ontvankelijkheid ex art. 80a RO inzake:
- 1.
[Eiseres 1],
- 2.
[Eiser 2],
eisers tot cassatie (hierna: [eisers])
tegen
- 1.
[Verweerder 1],
- 2.
[Verweerster 2],
verweerders in cassatie (hierna: [verweerders])
1.
Deze zaak betreft een burengeschil over een erfafscheiding. Bij vonnis van 15 december 2011 heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage in kort geding [eisers] veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 2.685,90 in hoofdsom uit hoofde van vergoeding van door haar aan de erfafscheiding toegebrachte schade en voorts haar verboden om inbreuk te maken op het eigendomsrecht van [verweerders] op de erfafscheiding, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. Op het hoger beroep van [eisers] heeft het gerechtshof 's-Gravenhage bij arrest van 29 mei 2012 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. [Eisers] heeft van dit arrest tijdig cassatieberoep ingesteld. Er wordt een viertal middelen voorgedragen. [Verweerders] heeft geconcludeerd tot verwerping.
2.
Ingevolge art. 80a lid 1 RO kan de Hoge Raad, gehoord de procureur-generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
3.
De klachten van de middelonderdelen 2.2 t/m 2.5 en 3.3 berusten (mede) op de stelling dat sprake is van een mandelige erfafscheiding (art. 5:62 BW). Deze klachten kunnen klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden nu [eisers] in hoger beroep geen grief heeft aangevoerd1. tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een mandelige erfafscheiding (zie p. 2 van het vonnis van 15 december 2011) en het hof dan ook - in cassatie terecht niet bestreden - heeft vastgesteld (rov. 2 van het arrest) dat [verweerders] eind 2010 op zijn erf een erfafscheiding langs de erfgrens met [eisers] heeft opgericht.
4.
Voor het overige kunnen de middelonderdelen klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden omdat ze:
- -
berusten op onjuiste lezing van het bestreden arrest dan wel anderszins een feitelijke grondslag missen (middelonderdelen 1.1, 2.4 t/m 2.6 en 3.3);
- -
steunen op feitelijke stellingen die voor het eerst in cassatie zijn betrokken (middelonderdelen 1.2, 1.4, 1.5, 2.2 t/m 2.4 en 3.2);
- -
opkomen tegen geenszins onbegrijpelijke feitelijke oordelen van het hof (middelonderdelen 1.1, 1.2, 1.4, 1.5, 2.5 en 3.1 t/m 3.3);
- -
afstuiten op het in cassatie tevergeefs bestreden oordeel van het hof (rov.14) dat aannemelijk is dat de kosten van herstel het gevorderde bedrag belopen (middelonderdelen 1.3 en 4.2);
- -
geen zelfstandige betekenis hebben (middelonderdelen 4.1 en 4.2);
en voorts niet voldoen aan de ingevolge art. 407 lid 2 Rv aan een middel te stellen eisen van bepaaldheid en precisie (HR 5 november 2010 (LJN: BN6196), JBPr 2011, 6, m.nt. Tjittes).
5.
De conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑01‑2013
Uitspraak 11‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 80a RO. Onrechtmatige daad. Schade aan erfafscheiding. Inbreuk op eigendomsrecht
Partij(en)
11 januari 2013
Eerste Kamer
12/04133
EE/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.W. Bogaardt,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
het vonnis in de zaak 1117969/11-32833 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 december 2011 en het herstelvonnis van 31 januari 2012;
- b.
de arresten in de zaak 200.100.812/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 13 maart 2012 (tussenarrest) en 29 mei 2012 (eindarrest).
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partijen die het cassatieberoep hebben ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3 en 4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 347,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 januari 2013.