Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 6.28 Doorvaren van sluizen
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2018
- Bronpublicatie:
29-10-2018, Stb. 2018, 405 (uitgifte: 15-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-10-2018, Stb. 2018, 405 (uitgifte: 15-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
1.
Bij het naderen van een wachtplaats van een sluis moet een schip snelheid verminderen.
Het moet ingeval het de sluis niet onmiddellijk mag of wil invaren en op de oever het teken B.5 (bijlage 7) wordt getoond, vóór dit teken stilhouden.
2.
Op een wachtplaats van een sluis en in een sluis moet een schip, dat uitgerust is met een marifooninstallatie welke voorzien is van de kanalen voor de nautische informatie, uitluisteren op het kanaal van de sluis.
3.
Het schutten geschiedt in volgorde van aankomst op de wachtplaatsen.
Een klein schip kan niet verlangen afzonderlijk te worden geschut. Het mag de sluis pas invaren op aanwijzing van het sluispersoneel. Een klein schip, dat tezamen met andere schepen wordt geschut, mag de sluis echter eerst invaren na deze andere schepen.
4.
Bij het naderen van een sluis, in het bijzonder op de wachtplaats, mag een schip een ander schip niet voorbijlopen.
5.
In een sluis moet een schip zijn ankers geheel voorhalen. Dezelfde verplichting geldt op een wachtplaats, voor zover de ankers niet worden gebruikt.
6.
Bij het invaren van een sluis moet een schip zoveel snelheid verminderen als nodig is om stoten tegen de sluisdeuren of de beschermingsinrichtingen dan wel tegen andere schepen of drijvende voorwerpen te vermijden.
7.
In een sluis:
- a.
moet een schip, indien stopstrepen op de sluismuren zijn aangebracht, binnen de daardoor aangegeven grenzen ligplaats nemen;
- b.
moet tijdens het vullen en het ledigen van de sluiskolk, totdat het uitvaren van de sluis wordt toegestaan, een schip zodanig zijn gemeerd en moet het zijn meerdraden zodanig vieren of doorhalen, dat het niet tegen de sluismuren, de sluisdeuren of de beschermingsinrichtingen dan wel andere schepen of drijvende voorwerpen kan stoten;
- c.
mag een schip slechts voorwerpen die, voor zover zij afneembaar zijn, niet kunnen zinken als wrijfhout gebruiken;
- d.
mogen een schip en een drijvend voorwerp geen water op het sluisterrein dan wel op andere schepen of drijvende voorwerpen storten of laten vloeien;
- e.
mag een schip, zodra het is gemeerd en totdat het uitvaren van de sluis wordt toegestaan, geen gebruik maken van zijn mechanische middelen tot voortbeweging;
- f.
moet een klein schip op enige afstand ligplaats nemen van een ander schip.
8.
Op de wachtplaats van een sluis en in een sluis moet een schip een zijwaartse afstand van ten minste 10 m in acht nemen ten opzichte van een schip of een samenstel dat het teken, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, voert. Deze verplichting geldt evenwel niet voor een schip of een samenstel dat eveneens dit teken voert, alsmede voor een schip bedoeld in artikel 3.14, zevende lid.
9.
Een schip of een samenstel dat de tekens, bedoeld in artikel 3.14, tweede of derde lid, voert, wordt afzonderlijk geschut.
10.
Schepen en samenstellen die het kenteken, bedoeld in artikel 2.06, voeren mogen de sluis niet binnenvaren indien er vloeibaar aardgas (LNG) vrijkomt buiten de LNG-installatie, of indien verwacht kan worden dat er vloeibaar aardgas (LNG) buiten de LNG-installatie zal vrijkomen tijdens het schutten.
11.
Een schip of een samenstel dat het teken, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, voert, wordt niet tegelijk met een passagiersschip geschut.
12.
Bij het naderen van een wachtplaats van een sluis, tijdens het schutten en bij het verlaten van de sluis moet een snel schip zijn snelheid zodanig verminderen, dat elke schade aan de sluis, aan andere schepen of drijvende werktuigen, alsmede elk gevaar voor personen aan boord van andere schepen of drijvende werktuigen dan wel aan de wal, ten gevolge van hinderlijke waterbeweging wordt vermeden.
13.
Het sluispersoneel kan, teneinde de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart, dan wel het zonder oponthoud doorvaren van de sluis en het doelmatig gebruik daarvan te verzekeren, verkeersaanwijzingen geven waarbij dit artikel wordt aangevuld, dan wel daarvan wordt afgeweken.
Een schip in de sluis en op de wachtplaats daarvan is verplicht aan deze verkeersaanwijzingen gevolg te geven.