Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 18.9 [Aanwijzingsbevoegdheid in bijzondere omstandigheden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-03-2021, Stb. 2021, 135 (uitgifte: 17-03-2021, kamerstukken: 35256)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-10-2023, Stb. 2023, 336 (uitgifte: 12-10-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Onze Minister is bevoegd, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanwijzingen te geven met betrekking tot:
- a.
de instandhouding en de exploitatie van hun openbare elektronische communicatienetwerken, of
- b.
het verzorgen en gebruiken van hun openbare elektronische communicatiediensten, wanneer dit noodzakelijk is ter beëindiging van strafbaar gedrag jegens een persoon.
2.
Onze Minister is bevoegd, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanwijzingen te geven met betrekking tot:
- a.
de instandhouding en de exploitatie van hun openbare elektronische communicatienetwerken, of
- b.
het verzorgen en gebruiken van hun openbare elektronische communicatiediensten, wanneer dit noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat.
3.
Onze Minister kan bij de toepassing van het eerste en tweede lid afwijken van de verplichtingen die ingevolge deze wet op aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten rusten.
4.
Een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst is verplicht een aanwijzing als bedoeld in het eerste of tweede lid op te volgen.