Omwille van de leesbaarheid heb ik de (Promis) voetnoten achterwege gelaten.
HR, 22-03-2011, nr. 09/04412
ECLI:NL:HR:2011:BP2712
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-03-2011
- Zaaknummer
09/04412
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BP2712
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP2712, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP2712
ECLI:NL:PHR:2011:BP2712, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP2712
Uitspraak 22‑03‑2011
Inhoudsindicatie
HR: 81RO.
22 maart 2011
Strafkamer
nr. 09/04412
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2009, nummer 20/001242-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 22 maart 2011.
Conclusie 25‑01‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft bij arrest van 6 oktober 2009 verdachte wegens ‘medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, drie middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel klaagt dat het Hof de getuige [getuige 1] niet op de wettelijk voorgeschreven wijze de eed heeft doen afleggen.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2009 houdt op dit punt het volgende in:
‘De voorzitter doet de getuige [getuige 1] voor het hof verschijnen.
Deze doet op de vragen van de voorzitter opgave omtrent naam, voornamen, geboortedatum, woon- of verblijfplaats zoals hieronder is vermeld, verklaart geen bloed- of aanverwant van verdachte te zijn en legt vervolgens op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van de voorzitter de eed af de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen, alles voorzover hieronder niet anders is vermeld.
De getuige verklaart — zakelijk weergegeven — als volgt:
(…)’
6.
In de toelichting op het middel wordt gesteld dat hieruit blijkt dat de getuige bij de eedsaflegging een voorbehoud heeft gemaakt. Dit berust op een onjuiste lezing van het proces-verbaal. De zinsnede aan het slot van het gebruikte tekstblok kan bezwaarlijk zo gelezen worden dat de getuige verklaarde niets dan de waarheid te zullen zeggen voor zover niet anders is vermeld. Het proces-verbaal houdt in dat de getuige verklaarde niets dan de waarheid te zullen zeggen. Nu in het vervolg niet iets anders wordt vermeld, moet daarvan worden uitgegaan.
7.
Het middel faalt.
8.
Het tweede middel klaagt dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
9.
Aan verdachte is onder 2. tenlaste gelegd:
- ‘2.
hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 23 juli 2006 te Tilburg en/of Zwijndrecht en/of Papendrecht en/of Rotterdam en/of Capelle aan de IJssel en/of Delft en/of elders in Nederland en/of te Brussel (België) en/of in de Dominicaanse Republiek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 20,22 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst l, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 8a van die wet, daartoe tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- —
met een of meer van zijn/hun mededader(s) afspraken heeft/hebben gemaakt en/of die mededader(s) instructies heeft/hebben gegeven over de reis naar de Dominicaanse Republiek en/of
- —
een of meer van zijn/hunmededader(s) heeft/hebben ondergebracht in een hotel in Rotterdam en/of
- —
een of meer van zijn/hun mededader(s) vanaf een hotel in Rotterdam met een auto heeft/hebben vervoerd naar de luchthaven in Brussel (België) en/of
- —
met een of meer van zijn/hun mededader(s) afspraken heeft/hebben gemaakt en/of die mededader(s) instructies heeft/hebben gegeven waar naar toe te gaan in de Dominicaanse Republiek en/of met wie daar (telefonisch) contact op te nemen en/of
- —
een of meer van zijn/hun mededader(s) een of meer telefoonnummers heeft/hebben gegeven van een of meer contactperso(o)n(en)in de Dominicaanse Republiek en/of
- —
vanaf de luchthaven Brussel naar de Dominicaanse Republiek is/zijn gereisd en/of
- —
voor een of meer van zijn/hun mededader(s) in de Dominicaanse Republiek een hotel heeft/hebben geboekt en/of betaald en/of
- —
met een of meer van zijn/hun mededader(s) afspraken heeft/hebben gemaakt en/of die mededaders instructies heeft/hebben gegeven over de terugreis naar Nederland en/of
- —
die cocaïne in een koffer heeft/hebben gestopt en/of
- —
die koffer(met cocaïne) heeft/hebben ingecheckt op de luchthaven te Punta Cana (Dominicaanse Republiek) met (tussen)bestemming Amsterdam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juli 2006 te Punta Cana (Dominicaanse Republiek) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20,22 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet’
10.
's Hofs arrest bevat ten aanzien van de tenlastelegging de volgende overweging:
‘Voor zover in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof begrijpt de zinsnede in de tenlastelegging onder feit 2 ‘vanaf de luchthaven Brussel naar de Dominicaanse Republiek is/zijn gereisd en/of’ aldus dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld ‘een of meer van zijn/hun mededader(s) vanaf de luchthaven Brussel naar de Dominicaanse Republiek is/zijn gereisd en/of’.’
11.
De door het Hof gegeven uitleg aan de tenlastelegging is niet onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging en ook overigens niet onbegrijpelijk. De andere in de tenlastelegging opgenomen gedragingen komen erop neer dat verdachte wordt verweten een mededader als koerier in te hebben gezet. Gelet hierop kan het niet de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging zijn geweest verdachte te verwijten dat hijzelf of een ander dan de als koerier ingezette mededader naar de Dominicaanse Republiek is afgereisd. Ten overvloede kan nog worden opgemerkt dat de verdediging dit niet anders heeft begrepen. Immers, de processen-verbaal en pleitnota's houden niets in omtrent een verweer dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat hij of een van de andere organisatoren naar de Dominicaanse Republiek is afgereisd. De klacht over grondslagverlating mist dus feitelijke grondslag.
12.
Het middel faalt.
13.
Het derde middel richt zich tegen een gedeelte van de bewezenverklaring.
14.
Ten laste van verdachte heeft het Hof bewezenverklaard:
‘hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 23 juli 2006 in Nederland en te Brussel (België) en in de Dominicaanse Republiek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 20,22 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst l, daartoe tezamen en in vereniging met anderen
- —
afspraken heeft gemaakt en die mededaders instructies hebben gegeven over de reis naar de Dominicaanse Republiek en
- —
hun mededader hebben ondergebracht in een hotel in Rotterdam en
- —
hun mededader vanaf een hotel in Rotterdam met een auto hebben vervoerd naar de luchthaven in Brussel (België) en
- —
met hun mededader afspraken hebben gemaakt en die mededader instructies hebben gegeven waar naar toe te gaan in de Dominicaanse Republiek en met wie daar (telefonisch) contact op te nemen en
- —
hun mededader telefoonnummers hebben gegeven van een of meer contactpersonen in de Dominicaanse Republiek en
- —
hun mededader vanaf de luchthaven Brussel naar de Dominicaanse Republiek is gereisd en
- —
voor hun mededader in de Dominicaanse Republiek een hotel hebben geboekt en betaald en
- —
met hun mededader afspraken hebben gemaakt en die mededader instructies hebben gegeven over de terugreis naar Nederland en
- —
die cocaïne in een koffer hebben gestopt en
- —
die koffer (met cocaïne) hebben ingecheckt op de luchthaven te Punta Cana (Dominicaanse Republiek) met (tussen)bestemming Amsterdam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid’
15.
Het Hof heeft in zijn arrest ten aanzien van het bewezenverklaarde de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld1.:
‘E1.
Op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast:
- —
(…)
- —
[Betrokkene 1] heeft verklaard dat verdachte — die door haar [verdachte] werd genoemd en waarover verdachte heeft verklaard dat hij wel eens de naam [verdachte] gebruikt — haar begin juli 2006 opbelde en vroeg of zij naar de Dominicaanse Republiek wilde gaan. (…) In Brussel kreeg [betrokkene 1] een vliegticket, een telefoon en EUR 1.000,00 overhandigd. Ze kreeg twee telefoonnummers van personen die zij in de Dominicaanse Republiek moest bellen. Vervolgens is zij naar de Dominicaanse Republiek gereisd waar zij op 5 juli 2006 is aangekomen.
- —
Aldaar heeft [betrokkene 1] gebeld met een van de telefoonnummers die ze in Brussel had ontvangen en kreeg toen ene [betrokkene 2] aan de lijn. Deze vertelde haar mer een taxi naar het hotel [A] te gaan en te vragen naar [betrokkene 4]. In het hotel heeft zij gevraagd naar [betrokkene 4] en deze bleek bij de receptie te werken. Desgevraagd door [betrokkene 1] zei [betrokkene 4] dat hij [betrokkene 2] kende. [Betrokkene 4] heeft vervolgens telefonisch met [betrokkene 2] gesproken en heeft hierop de telefoon aan [betrokkene 1] gegeven. [Betrokkene 2] heeft toen tegen haar gezegd dat alles geregeld was, dat ze moest inchecken dat hij later zou komen.
- —
(…)
- —
(…)
- —
Ook [betrokkene 1] heeft bij een fotoconfrontatie deze medeverdachten aangewezen als de twee mannen die zij [betrokkene 2] en [betrokkene 3] noemde en van wie zij instructies kreeg tijdens haar verblijf in de Dominicaanse Republiek. Zo heeft ‘[betrokkene 3]’ [betrokkene 1] vóór haar vertrek gezegd dat zij haar vorige vliegticket moest verbranden en dat zij bij het uitchecken de rekening op naam van [betrokkene 2] moest zetten. Ook zei hij haar dat hij haar koffer bij zich zou houden, dat hij die later zou toesturen als zij weer in Nederland was, en dat in plaats daarvan zij een andere koffer zou krijgen. Haar eigen koffer zou [betrokkene 3] haar toesturen als [betrokkene 1] weer in Nederland zou zijn.
- —
(…) Vervolgens heeft die onbekende man haar afgezet bij een motel waar de koffer al voor haar klaarstond. Met een taxi is [betrokkene 1] alleen naar het vliegveld gegaan, alwaar ze vervolgens door de douane is aangehouden.
- —
[Betrokkene 1] is meegelopen naar het röntgenapparaat voor uitgaande bagage en zag daar de grijze koffer staan die zij eerder bij de vertrekbalie had afgegeven. (…)’.
16.
Blijkens de toelichting richt het middel zich tegen de bewezenverklaring dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen het hotel in de Dominicaanse Republiek voor hun mededader ([betrokkene 1]) hebben betaald en dat zij in de bewezenverklaarde periode cocaïne in de koffer hebben gestopt.
17.
Uit hetgeen het Hof heeft vastgesteld kan wel volgen dat het hotel voor [betrokkene 1] was betaald. [Betrokkene 1] kreeg na haar aankomst in de Dominicaanse Republiek van [betrokkene 2] te horen naar hotel [A] te gaan en naar [betrokkene 4] te vragen, die bij de receptie werkte. Na een telefoongesprek met [betrokkene 4], laat [betrokkene 2] [betrokkene 1] weten dat ‘alles’ was geregeld en dat ze moest inchecken. Van [betrokkene 3] kreeg [betrokkene 1] te horen dat zij bij het uitchecken de rekening op naam van [betrokkene 2] moest zetten. Hiermee volgt voldoende duidelijk uit de bewijsmiddelen dat het hotel voor [betrokkene 1] is betaald.
18.
Ook het stoppen van cocaïne in de koffer in de bewezenverklaarde periode kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Duidelijk is dat [betrokkene 1] niet zelf de koffer heeft ingepakt. [Betrokkene 3] heeft aangegeven dat hij [betrokkene 1]'s koffer bij zich zou houden en dat zij daarvoor in de plaats een andere koffer zou krijgen. Deze stond vervolgens voor haar klaar toen zij werd afgezet bij het motel. Nu [betrokkene 1] de koffer niet heeft ingepakt, moet dit door andere mededaders zijn gedaan. Dat het pakken van de koffers vóór het begin van de bewezenverklaarde periode heeft plaatsgevonden, is daarbij een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid waaraan het Hof voorbij mocht gaan.
19.
Het middel faalt.
20.
Alle middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
21.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
22.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑01‑2011