HR, 18-06-2013, nr. 13/01104 H
ECLI:NL:HR:2013:CA3388
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-06-2013
- Zaaknummer
13/01104 H
- LJN
CA3388
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA3388, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑06‑2013; (Herziening)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2117
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Herziening. HR wijst de aanvraag af.
18 juni 2013
Strafkamer
nr. S 13/01104 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 april 2010, nummer 22/001561-09, ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank 's-Gravenhage van 22 januari 2009 - de aanvrager ter zake van "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij de tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van zo een gegeven. De aanvrager voert daartoe aan dat niet hij maar zijn broer, [betrokkene 1], de kentekenbewijzen (deel 1A en deel II) van de Mercedes E220CDI met kenteken [AA-00-BB] heeft vervalst en zich aldus heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
3.3. De vorige aanvraag, waarop door de Hoge Raad is beslist bij zijn arrest van 9 oktober 2012, LJN BX9478, berustte op dezelfde stelling. Toen was als bijlage bij de aanvrage gevoegd de handgeschreven en door [betrokkene 1] op 20 april 2012 ondertekende verklaring, inhoudende:
"Hierbij verklaar ik [betrokkene 1] geboren [geboortedatum]-1969 voor de zaak waar mijn broer voor veroordeeld is, is eigenlijk een zaak van mij.
Ik heb dat gedaan in de tijd dat ik bang was dat ik mijn R.D.W. papieren kwijt zou raken, nu ik gehoord heb dat mijn broer die straf heb gehad, vind ik dat oneerlijk tegenover mijn broer, want ik dacht dat hij daar nooit zo voor veroordeeld kon worden papieren micra heb ik vervalst."
3.4. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening afgewezen omdat deze kennelijk ongegrond was en heeft dit als volgt gemotiveerd:
"De aangevoerde omstandigheid kan niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. De stelling waarop de aanvrage steunt, vindt immers onvoldoende steun in de onder 3.3 weergegeven verklaring. Daarbij wordt in aanmerking genomen:
a. dat de tot het bewijs gebezigde, tegenover de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (bewijsmiddel 2) inhoudt dat hij de Mercedes zonder kentekenbewijzen en met winst aan de aanvrager had verkocht, en dat de eveneens tot het bewijs gebezigde, tegenover de politie afgelegde verklaring van de aanvrager (bewijsmiddel 3) inhoudt dat hij de kentekenbewijzen van de desbetreffende Mercedes heeft vervalst;
b. dat de aanvraag niets inhoudt omtrent de reden dat de aanvrager destijds deze (bekennende) verklaring heeft afgelegd;
c. dat, anders dan in de aanvraag wordt betoogd, de onder 3.3 weergegeven verklaring geen ondersteuning oplevert van het door de raadsman van de aanvrager ter terechtzitting in hoger beroep ingenomen standpunt dat de aanvrager de schuld voor zijn broer op zich heeft genomen vanwege financiële motieven en/of vanwege diens gezinssituatie."
3.5.1. Blijkens de aanvraag wordt daarmee beoogd tegemoet te komen aan de genoemde tekortkomingen in de eerdere aanvraag. Daartoe zijn bij de aanvraag, naast de hiervoor onder 3.3 weergegeven verklaring van de broer van de aanvrager,
[betrokkene 1], twee andere verklaringen gevoegd, één van de aanvrager en één van diens broer.
3.5.2. De op 26 februari 2013 gedateerde verklaring van de aanvrager luidt:
"Hierbij verklaar ik [aanvrager] geb datum [geboortedatum]-1966 dat ik de schuld op mij heb genomen van het vervalsen van het kentekenbewijs van een Mercedes met het kenteken [AA-00-BB]. Mijn broer [betrokkene 1] hoorde van mijn straf en zei tegen mij "[Aanvrager] ik vind het niet eerlijk dat jij voor een zaak moet zitten wat ik gedaan heb, ik zou zelf graag voor de rechtbank willen komen."
Ik [aanvrager] heb de straf op mij genomen door te zeggen dat ik het gedaan had, omdat mijn broer toen een bedrijf had wat moest blijven draaien, omdat hij een ernstig ziek dochtertje had, wat daarna ook is overleden, en daar is een lang ziekbed aan vooraf gegaan. Ik hoop dat u begrip hebt dat ik dat doen gedaan had."
3.5.3. De handgeschreven en ongedateerde verklaring van de broer luidt:
"Hierbij verklaar ik [betrokkene 1] dat ik het kenteken van een mercedes met kenteken [AA-00-BB] heb vervalst, dat heb ik gedaan omdat ik de auto heb gekocht van [betrokkene 2] en in gedeeltes heb betaald, toen ik alles betaald had zei meneer van de meer dat ik nog meer moest betalen maar ik wist dat ik alles betaald had, toen kreeg ik het copie van de auto niet, maar ik moest wel verder want mijn geld zat erin, ik had op dat moment een autosloperij, ik heb een copie van een nissan gepakt van een sloopauto en heb daar het kenteken van mercedes opgezet, toen is meneer van der meer naar het politiebureau gegaan en toen ben ik opgeroepen en toen zat ik in een moeilijke gezinssituatie want mijn dochter was toen ernstig ziek en is daarna ook overleden, ik vind dat ik zelf daarvoor berecht moet worden en wil eventueel een verklaring bij de politie afgeven er hoeft van mij niet iemand gestraft te worden die het niet heb gedaan, ik hoop u hiermee genoeg geïnformeerd te hebben, en hoop dat u begrip heb voor toen hoe ik dat gedaan heb en ik hoop dat u herziening in de zaak wil doen."
3.6. Aan de aanvrager kan worden toegegeven dat hij met de overlegging van de hiervoor onder 3.5.2 en 3.5.3 weergegeven verklaringen de door de Hoge Raad in zijn vorige herzieningsarrest gesignaleerde tekortkomingen in de eerdere herzieningsaanvraag heeft aangevuld. Niettemin kan hem dat niet baten aangezien die verklaringen niet het ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 bedoeld omdat in de overlegde verklaringen gaan aandacht wordt besteed aan de door het Hof als bewijsmiddel gehanteerde verklaring van de broer van de aanvrager.
3.7. Uit het vorenoverwogene vloeit voor dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.