AB 2021/211
Onafhankelijkheid van nationale rechters. Benoemingsprocedure. Daadwerkelijke rechtsbescherming.
HvJ EU 20-04-2021, ECLI:EU:C:2021:311, m.nt. P.M. van den Eijnden (Repubblika)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
20 april 2021
- Magistraten
K. Lenaerts, R. Silva de Lapuerta, A. Arabadjiev, A. Prechal, M. Vilaras, M. Ilešič, N. Piçarra, C. Toader, M. Safjan, S. Rodin, F. Biltgen, K. Jürimäe, C. Lycourgos, P.G. Xuereb, L.S. Rossi
- Zaaknummer
C-896/19
- Noot
P.M. van den Eijnden
- Roepnaam
Repubblika
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS275876:1
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2021:311, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 20‑04‑2021
ECLI:EU:C:2020:1055, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2020
- Wetingang
Essentie
Artikel 19 VEU verzet zich niet tegen een doorslaggevende bevoegdheid van de minister-president bij de benoeming van rechters in Malta, waarbij een onafhankelijke beoordelingscommissie advies uitbrengt over kandidaat-rechters aan de minister-president.
Samenvatting
In dit geding draait het immers om de vraag of grondwettelijke bepalingen inzake rechterlijke benoemingen verenigbaar zijn met het Unierecht. In die omstandigheden is artikel 47 van het Handvest, overeenkomstig artikel 51, lid 1, daarvan, als zodanig niet van toepassing op het hoofdgeding. Artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU [moet] aldus worden uitgelegd dat het kan worden toegepast in een zaak waarin bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.