Rb. Utrecht, 13-08-2008, nr. 230472/ HA ZA 07-919
ECLI:NL:RBUTR:2008:BD9808
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
13-08-2008
- Zaaknummer
230472/ HA ZA 07-919
- LJN
BD9808
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2008:BD9808, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 13‑08‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
Op verzet tegen: ECLI:NL:RBUTR:2007:BC0863
Op verzet tegen: ECLI:NL:RBUTR:2007:BC0863
Uitspraak 13‑08‑2008
Inhoudsindicatie
Op Fortis rustte de plicht eiser te waarschuwen voor de wijziging van het fiscale regime. Tegenbewijs door Fortis te leveren.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer/rolnummer: 230472/HA ZA 07-919
Vonnis van 13 augustus 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J. van Ravenhorst,
tegen
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. A. Gerritsen-Bosselaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en Fortis ASR genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 19 december 2007;
- -
de akte zijdens Fortis ASR;
- -
de akte zijdens [eiser].
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
De rechtbank verwijst naar en blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis van 19 december 2007 heeft overwogen.
2.2.
Fortis ASR heeft in haar akte aangegeven dat zij er voor 15 oktober 1990 niet van op de hoogte was dat het fiscale regime op die datum zou wijzigen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij er op gewezen dat het persbericht van het Ministerie van Financiën waarin de wijziging van het fiscale regime werd aangekondigd eerst op 15 oktober 1990 na sluitingstijd van de financiële instellingen is uitgebracht. Dit is door [eiser] niet betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat het er voor moet worden gehouden dat Fortis ASR voor 15 oktober 1990 niet van de aanstaande wijziging van het fiscale regime op de hoogte was.
2.3.
Fortis ASR heeft voorts verwezen naar een ander persbericht dat het Ministerie van Financiën heeft uitgebracht op 26 oktober 1990, waarin onder meer is vermeld:
“Als een lijfrentecontract voor 16 oktober 1990 tot stand is gekomen valt dat contract in beginsel voor de gehele looptijd onder het bestaande fiscale regime. Een lijfrentecontract is voor 16 oktober 1990 tot stand gekomen als voor die dag tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer daarover een volledige wilsovereenstemming is bereikt. Dit kan blijken uit de ontvangst door de verzekeraar/tussenpersoon van de acceptatie van een offerte door de verzekeringnemer. Als de totstandkoming van het lijfrentecontract afhankelijk is van medische acceptatie, premiebetaling of van enige andere gebeurtenis, dient bezien te worden of die gebeurtenis voor 16 oktober 1990 heeft plaatsgevonden. Zo ja, dan is het lijfrentecontract voor 16 oktober 1990 tot stand gekomen. Zo nee, dan geldt voor het contract het vermelde onder b of c.”
Fortis ASR stelt dat zij er op basis hiervan van mocht uitgaan dat de overeenkomst tussen haar en [eiser] tot stand was gekomen als de getekende offerte voor 16 oktober 1990 door haar was ontvangen. [eiser] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou volgen dat dit anders is. In het bijzonder heeft [eiser] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat Fortis ASR indertijd had moeten begrijpen dat de datum waarop het polisblad werd afgegeven zou worden aangemerkt als datum van totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank is daarom van oordeel dat Fortis ASR er van mocht uitgaan dat de overeenkomst tot stand was gekomen als de getekende offerte voor 16 oktober 1990 door haar was ontvangen.
2.4.
[eiser] heeft in zijn akte verwezen naar hetgeen is geschreven in het verweerschrift van de belastingdienst in de beroepsprocedure die [eiser] over deze kwestie aanhangig had gemaakt, te weten:
“Het aanvraagformulier voor de verzekering is gedagtekend 9 oktober 1990. AMEV [thans: Fortis ASR, rechtbank] vermeldt op de aanvraagformulieren geen datum van binnenkomst. Wel wordt aan elk aanvraagformulier direct na ontvangst een opeenvolgend polisnummer toegekend (het polisnummer is het onderscheidende kenmerk in het administratieve proces bij AMEV). De datum van binnenkomst kan worden afgeleid uit het polisnummer. Aan het aanvraagformulier van belanghebbendes echtgenoot is polisnummer 010785039 toegekend (zie bijlage 16).
De kennisgroep heeft de bevindingen van haar onderzoek uitvoerig besproken met medewerkers van AMEV. Naar aanleiding van deze gesprekken heeft de kennisgroep zich op het standpunt gesteld dat aanvraagformulieren waaraan een hoger polisnummer dan 010785033 is toegekend bij AMEV moeten zijn binnengekomen na 15 oktober 1990.”
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hieruit volgt dat de getekende offerte pas na 15 oktober 1990 door Fortis ASR was ontvangen en dat op Fortis ASR daarom een plicht rustte om [eiser] te waarschuwen voor het (fiscale) gevaar dat hij liep.
2.5.
Uit het feit dat Fortis ASR zelf stelt dat zij er van mocht uitgaan dat de polis onder het oude fiscale regime zou vallen indien en voor zover deze door Fortis ASR was ontvangen voor 16 oktober 1990, volgt dat Fortis ASR er vanuit ging dat de polis niet onder het oude fiscale regime zou vallen als deze na 15 oktober 1990 door haar was ontvangen. Nu niet ter discussie staat dat Fortis ASR uiterlijk op 16 oktober 1990 van de wijziging van het fiscale regime op de hoogte was, is de rechtbank van oordeel dat op Fortis ASR een (zorgvuldigheids)verplichting rustte om [eiser] voor het gewijzigde fiscale regime te waarschuwen als Fortis ASR de offerte pas na 15 oktober 1990 heeft ontvangen.
2.6.
In beginsel rust op [eiser] de bewijslast voor de stelling dat Fortis ASR de polis eerst na 15 oktober 1990 heeft ontvangen. Uit het onder ?2.4 geciteerde verweerschrift van de belastingdienst volgt echter dat de belastingdienst na overleg met Fortis ASR heeft vastgesteld welke offertes na 15 oktober 1990 moeten zijn binnengekomen. De rechtbank is op basis daarvan voorshands van oordeel dat [eiser] – behoudens tegenbewijs – is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat de door hem ondertekende offerte na 15 oktober 1990 door Fortis ASR is ontvangen. De rechtbank zal Fortis ASR toelaten hiertegen tegenbewijs te leveren.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
laat Fortis ASR toe te bewijzen dat de door [eiser] getekende offerte voor de levensverzekering met polisnr. 010785039 bij haar is binnengekomen voor 16 oktober 1990,
3.2.
bepaalt dat, indien Fortis ASR het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. J.W. Wagenaar in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op dinsdag 11 november 2008 van 13:30 tot 17:00 uur,
3.3.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
3.4.
bepaalt dat Fortis ASR, indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - en aan de wederpartij moet opgeven,
3.5.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, mr. A. van Maanen en mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2008.