Rb. Utrecht, 19-12-2007, nr. 230472/ HA ZA 07-919
ECLI:NL:RBUTR:2007:BC0863
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
19-12-2007
- Zaaknummer
230472/ HA ZA 07-919
- LJN
BC0863
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2007:BC0863, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 19‑12‑2007; (Eerste aanleg - meervoudig)
Verzetvonnis: ECLI:NL:RBUTR:2008:BD9808
Uitspraak 19‑12‑2007
Inhoudsindicatie
Levensverzekering, fiscale aftrekbaarheid premie niet overeengekomen. Moest gedaagde eiser waarschuwen?
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 230472 / HA ZA 07-919
Vonnis van 19 december 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J. van Ravenhorst,
tegen
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. A. Gerritsen-Bosselaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en Fortis ASR genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 18 juli 2007;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2007.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser] heeft op 9 oktober 1990 via tussenpersoon [tussenpersoon] te Capelle aan den IJssel bij AMEV, de rechtsvoorgangster van Fortis ASR, een aanvraag voor een levensverzekering ingediend. De verzekeringsovereenkomst is vervolgens tot stand gekomen. Het polisblad is afgegeven op 18 oktober 1990. Hierop is onder meer opgenomen:
“DE PREMIE VOOR DEZE VERZEKERING BEDRAAGT ƒ **17116,00 PER
JAAR EN IS VERSCHULDIGD VANAF 01-10-1990, VOOR DE LAATSTE MAAL
OP 01-10-2006.
[…]
DE AFTREKBARE PREMIE BEDRAAGT ƒ 17116,00
PER TERMIJN VAN PREMIEBETALING.”
2.2.
[eiser] heeft op 9 oktober 1990 de premie voor het eerste jaar van NLG 17.116,00 contant aan [tussenpersoon] betaald. [tussenpersoon] heeft deze premie op 15 oktober 1990 aan het rayonkantoor van Fortis ASR in Den Haag betaald.
2.3.
Op de kasstaat van het Haagse rayonkantoor van Fortis ASR van 17 oktober 1990 is vermeld dat het bedrag van NLG 17.116,00 is ontvangen. Als mutatiedatum is 20 oktober 1990 opgenomen.
2.4.
Op 15 oktober 1990 is door de staatssecretaris van Financiën bekend gemaakt dat premies voor levensverzekeringen die zijn afgesloten op of na 16 oktober 1990 tot en met 31 december 1991 fiscaal aftrekbaar zouden zijn en daarna niet meer. Voor levensverzekeringen die vóór 16 oktober 1990 zijn afgesloten konden de premies gedurende de gehele looptijd van de verzekering fiscaal worden afgetrokken.
2.5.
Door de belastingdienst is bepaald dat de levensverzekeringen tussen [eiser] en Fortis ASR tot stand is gekomen na 15 oktober 1990, zodat de premies slechts over de periode tot en met 31 december 1991 konden worden afgetrokken. [eiser] heeft hiertegen tevergeefs bezwaar, beroep en cassatie ingesteld.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat:
- -
AMEV wanprestatie heeft gepleegd door een ondeugdelijk product te verkopen aan [eiser],
- -
de overeenkomst met terugwerkende kracht is ontbonden,
- -
AMEV niet mag genieten van deze wanprestatie.
Voorts vordert [eiser] veroordeling van AMEV tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg hiervan geleden schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Fortis ASR voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Fortis ASR hem een ondeugdelijk product heeft geleverd, nu de premies voor de levensverzekering niet geheel aftrekbaar bleken te zijn, terwijl Fortis ASR deze verzekering juist met het oog op de aftrekbaarheid van de premies aan [eiser] heeft verkocht. Volgens [eiser] heeft Fortis ASR daardoor wanprestatie jegens hem gepleegd en is zij gehouden de door hem geleden schade te vergoeden. Voorts begrijpt de rechtbank dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat Fortis ASR wanprestatie heeft gepleegd door de door hem vóór 15 oktober 1990 betaalde premie pas na die datum bij te boeken, waardoor de belastingdienst zich op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] niet meer in aanmerking kwam voor het vóór 15 oktober 1990 geldende regime, waarbij de premie geheel fiscaal aftrekbaar was.
Tenslotte verwijt [eiser] Fortis ASR dat zij in elk geval op 18 oktober 1990 had moeten begrijpen dat de levensverzekeringsovereenkomst onder het nieuwe regime zou vallen, en dat zij [eiser] daarom had moeten vragen of hij de overeenkomst onder deze omstandigheden wel wilde sluiten.
4.2.
Fortis ASR stelt zich op het standpunt dat de verkochte levensverzekering voldoet aan alle daaraan te stellen eisen. De fiscale aftrekbaarheid van de premie is volgens Fortis ASR geen eigenschap van de verzekering maar een daaraan inherent fiscaal voordeel. Het wegvallen van dat voordeel doet niet af aan de deugdelijkheid van het product.
Voor zover de fiscale aftrekbaarheid wel als eigenschap van het product moet worden beschouwd, stelt Fortis ASR zich op het standpunt een product te hebben geleverd dat voldoet aan hetgeen partijen overeengekomen zijn, nu de premie ten tijde van het aangaan van de verzekering nog fiscaal aftrekbaar was. Fortis ASR stelt voorts dat het standpunt van de belastingdienst dat de verzekeringsovereenkomst pas na 15 oktober 1990 tot stand is gekomen niet aan haar toe te rekenen is en geen invloed heeft op de civielrechtelijke relatie tussen partijen.
Daarnaast stelt Fortis ASR dat AMEV indertijd de aanvraag van [eiser] adequaat heeft afgehandeld en zodoende heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden.
Fortis ASR betwist dat zij destijds kon weten dat de belastingdienst zich op het standpunt zou stellen dat de verzekeringsovereenkomst tot stand was gekomen na 15 oktober 1990. Volgens Fortis ASR is gewoonlijk de ingangsdatum van een verzekeringsovereenkomst (in dit geval: 1 oktober 1990) en niet de datum van afgifte van het polisblad doorslaggevend bij het bepalen van de datum van totstandkoming daarvan.
4.3.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of zij zijn overeengekomen dat de premies voor de levensverzekering fiscaal aftrekbaar zouden zijn.
Dat de premies voor een verzekering als tussen [eiser] en Fortis ASR tot stand is gekomen tot 15 oktober 1990 fiscaal aftrekbaar waren, berustte op een van overheidswege uitgevaardigde regeling en niet op een afspraak tussen de verzekeringsmaatschappij en de verzekerde. Fortis ASR en [eiser] hadden het dan ook zelf niet in hun macht te bepalen of de premie fiscaal aftrekbaar zou zijn, zodat een wijziging (door de staatssecretaris) van deze overheidsregeling in beginsel niet als tekortkoming van Fortis ASR kan worden aangemerkt. Dit zou anders kunnen zijn als Fortis ASR in haar relatie tot [eiser] expliciet heeft gegarandeerd dat de te betalen premies fiscaal aftrekbaar zouden zijn of partijen zouden zijn overeengekomen dat de overeenkomst door [eiser] kon worden beëindigd als de premies niet (langer) fiscaal aftrekbaar zouden zijn. Anders dan [eiser] ter comparitie heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke expliciete garantie of afspraak niet te lezen is in de onder ?2.1 geciteerde bepaling. Hooguit kan uit die bepaling worden afgeleid dat Fortis ASR er van uitging dat de premies aftrekbaar zouden zijn, doch niet dat zij daarvoor instond of dat [eiser] in geval van niet-aftrekbaarheid de overeenkomst kon beëindigen. Het vorenstaande wordt niet anders door het feit dat partijen er indertijd beiden van uitgingen dat de premies fiscaal aftrekbaar zouden zijn. Ook daarin kan immers geen afspraak tussen partijen of een garantie van Fortis ASR worden gelezen.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het feit dat later gebleken is dat de premies grotendeels niet fiscaal aftrekbaar waren, niet met zich brengt dat Fortis ASR tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.4.
De volgende door [eiser] opgeworpen vragen zijn:
- 1.
of Fortis ASR tekort is geschoten door de – tijdig door [eiser] ingediende – verzekeringsaanvraag te traag in behandeling te nemen, en,
- 2.
of Fortis ASR – nu het polisblad op een datum ná 15 oktober 1990 zou worden gedateerd – [eiser] er (ofwel ten tijde van de afgifte van het polisblad, ofwel later) als redelijk handelend verzekeraar op had moeten wijzen dat het fiscale regime per 15 oktober 1990 gewijzigd was.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het voor de beantwoording van beide vragen van belang is wat Fortis ASR op 15 oktober 1990 of nadien wist of had moeten weten omtrent de wijziging van het fiscale regime. Om dat te kunnen beoordelen is van belang over welke informatie hierover Fortis ASR indertijd beschikte. Tevens is van belang te weten of een verzekeringsovereenkomst in 1990 en de jaren daarna – fiscaal gezien – werd geacht te bestaan met ingang van de ingangsdatum van de overeenkomst (en niet met ingang van de datum van afgifte van het polisblad).
4.6.
Alvorens de onder 4.4 genoemde vragen te beantwoorden, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich over de onder 4.5 genoemde punten uit te laten. Fortis ASR zal hiertoe het eerst in de gelegenheid worden gesteld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 6 februari 2008 voor het nemen van een akte door Fortis ASR over hetgeen is vermeld onder 4.5,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, mr. A. van Maanen en mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2007.
w.g. griffier w.g. rechter