NJB 2016/843
Conclusie A-G over toepassing van art. 80a RO wegens onvoldoende belang van verdachte bij een klacht dat in de cassatieprocedure de redelijke termijn in de zin van art. 6 EVRM is overschreden
HR 12-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:625
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 april 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
14/02276
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:625, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:214, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑10‑2015
- Wetingang
Essentie
Conclusie A-G over toepassing van art. 80a RO wegens onvoldoende belang van verdachte bij een klacht dat in de cassatieprocedure de redelijke termijn in de zin van art. 6 EVRM is overschreden
Uitspraak
Inleiding:
Conform de conclusie van de A-G doet de Hoge Raad de zaak af met toepassing van art. 80a RO. In het eerste middel wordt geklaagd over het onder 2 bewezenverklaarde aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en hashish. In het tweede middel wordt geklaagd dat in de cassatieprocedure de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.