Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren 2013/C 25/01 voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken
1 Inleiding
Geldend
Geldend vanaf 27-01-2013
- Bronpublicatie:
26-01-2013, PbEU 2013, C 25 (uitgifte: 26-01-2013, regelingnummer: 2013/C 25/01)
- Inwerkingtreding
27-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-01-2013, PbEU 2013, C 25 (uitgifte: 26-01-2013, regelingnummer: 2013/C 25/01)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
Informatierecht / ICT
(1)
Breedbandconnectiviteit is van strategisch belang voor de groei en innovatie in Europa in alle sectoren van de economie en voor sociale en territoriale samenhang. In de Europa 2020-strategie wordt het belang benadrukt van de uitrol van breedband als onderdeel van de groeistrategie van de EU voor het komende decennium en worden ambitieuze doelstellingen vastgesteld voor de ontwikkeling van breedband. De Digitale Agenda voor Europa (1), een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, erkent de sociaaleconomische voordelen van breedband en beklemtoont het belang ervan voor concurrentievermogen, sociale inclusie en werkgelegenheid. Of de Europa 2020-doelstelling inzake slimme, duurzame en inclusieve groei wordt verwezenlijkt, hangt ook af van het bieden van ruim beschikbare en betaalbare toegang tot internetinfrastructuur en -diensten met hoge snelheid. Het aangaan van de uitdaging een betaalbare breedbandinfrastructuur van goede kwaliteit te financieren, is voor Europa van cruciaal belang wil het zijn concurrentievermogen versterken en innovatiever worden, jonge mensen werkgelegenheid bieden, de verplaatsing van economische activiteit voorkomen en buitenlandse investeringen aantrekken. In Digitale Agenda voor Europa wordt opnieuw verwezen naar de doelstelling van de EU 2020-strategie om alle Europeanen tegen 2013 van basisbreedband te voorzien en wordt getracht ervoor te zorgen dat tegen 2020 i) alle Europeanen toegang hebben tot veel sneller internet (30 Mbps of meer) en ii) ten minste 50 % van de Europese huishoudens over een internetverbinding van meer dan 100 Mbps beschikt.
(2)
Naar schatting (2) zouden voor het bereiken van de eerste doelstelling om toegang tot internetsnelheden van meer dan 30 Mbps te krijgen tot 60 miljard EUR investeringen noodzakelijk zijn, en tot 270 miljard EUR om ten minste 50 % van de Europese huishoudens te voorzien van internetverbindingen van meer dan 100 Mbps (3). Dergelijke investeringen moeten in hoofdzaak door commerciële investeerders worden verricht. De doelstellingen van de Digitale Agenda voor Europa kunnen echter niet zonder financiële steun van de overheid worden bereikt. Daarom worden de lidstaten in Digitale Agenda voor Europa opgeroepen ‘qua overheidsfinanciering [te] voldoen aan de mededingings- en staatssteunvoorschriften van de EU’ om de in de Europa 2020-strategie vastgestelde streefcijfers op het gebied van dekking, snelheid en gebruik te halen (4). De vraag naar diensten die veel capaciteit vereisen, zal in de toekomst naar verwachting toenemen naarmate cloud computing, de intensiviteit van het gebruik van peer-to-peer-technologieën, sociale netwerken en video-on-demanddiensten zich verder ontwikkelen.
(3)
De elektronische-communicatiesector heeft een diepgaand liberalisatieproces ondergaan en is nu aan sectorale regulering onderworpen. Het EU-reguleringskader voor elektronische communicatie bevat ook harmonisatievoorschriften op het gebied van breedbandtoegang (5). Tot dusver zijn de wholesalemarkten, wat de bestaande breedbandnetwerken betreft, in de meeste lidstaten onderworpen aan ex-anteregulering. De reguleringsaanpak is succesvol gebleken voor het bevorderen van competitieve markten, het aanmoedigen van investeringen en het vergroten van de keuze van de consument: zo is de dekkingsgraad en de penetratiegraad van breedband het grootst in lidstaten waar sprake is van concurrentie op het niveau van de infrastructuur in combinatie met daadwerkelijke ex-anteregulering om de concurrentie bij de dienstverlening te bevorderen. Voor de verdere uitrol van breedbandnetwerken en met name van Next Generation Access-netwerken (hierna ‘NGA-netwerken’ genoemd) blijft de tussenkomst van de nationale reguleringsinstanties (hierna ‘NRI's’ genoemd) noodzakelijk vanwege hun rol binnen de sector elektronische communicatie.
(4)
Het is des te belangrijker dat overheidsmiddelen in deze sector zorgvuldig worden aangewend en dat de Commissie ervoor zorgt dat staatssteun aanvullend is en niet in de plaats komt van investeringen van marktdeelnemers. Ieder overheidsmaatregel dient zoveel mogelijk het risico te beperken dat particuliere investeringen worden verdrongen, dat prikkels voor commerciële investeringen worden verstoord en dat uiteindelijk de mededinging wordt vervalst in strijd met het gemeenschappelijk belang van de Europese Unie.
(5)
In haar mededeling inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid heeft de Commissie verklaard dat staatssteunbeleid zich dient te richten op het bevorderen van steunmaatregelen die goed ontworpen zijn, toegesneden zijn op het aanpakken van marktfalen en op doelstellingen van gemeenschappelijk belang (6). Staatssteun kan onder bepaalde voorwaarden marktfalen corrigeren, en zodoende de markten beter laten functioneren en het concurrentievermogen versterken. Wanneer de markten doelmatige uitkomsten opleveren die echter uit oogpunt van cohesiebeleid ontoereikend worden geacht, kan staatssteun voorts worden gebruikt om meer gewenste, rechtvaardige marktuitkomsten te behalen. Zo kan met name een doelgericht overheidsoptreden op het gebied van breedband bijdragen tot het verkleinen van de ‘digitale kloof’ (7) tussen gebieden of regio's die over goedkope en concurrerende breedbanddiensten beschikken en gebieden waar die diensten niet voorhanden zijn.
(6)
Indien staatssteun wordt verleend voor breedband in gebieden waar marktdeelnemers normaal gesproken toch al zouden investeren of reeds hebben geïnvesteerd, zouden bestaande prikkels voor commerciële investeerders om in breedband te investeren, echter aanzienlijk kunnen afzwakken. In dat geval kan staatssteun voor breedband contraproductief worden voor het bereiken van de nagestreefde doelstelling. Het staatssteuntoezicht in de breedbandsector moet garanderen dat steunmaatregelen zullen leiden tot meer of snellere breedbanddekking en -penetratie dan zonder staatssteun het geval zou zijn en daarbij beter betaalbare diensten van hogere kwaliteit en concurrentiebevorderende investeringen ondersteunen. De positieve effecten van de steun moeten opwegen tegen de concurrentieverstorende effecten ervan.
(7)
In reactie op de oproep die de Commissie daartoe in de Digitale agenda heeft gedaan, hebben de meeste lidstaten landelijke breedbandstrategieën ontwikkeld om op hun respectieve grondgebied de doelstellingen van de Digitale Agenda voor Europa te verwezenlijken. De meeste van deze strategieën beogen het gebruik van overheidsmiddelen om de breedbanddekking uit te breiden in gebieden waar er voor commerciële exploitanten geen prikkel is om te investeren in de uitrol van zeer snelle NGA-netwerken en deze uitrol te versnellen.
(8)
In deze richtsnoeren wordt een overzicht gegeven van de beleidsbeginselen van de Commissie inzake de toepassing van de staatssteunregels van het Verdrag op maatregelen ten behoeve van de uitrol van breedbandnetwerken in het algemeen (deel 2). Zij lichten de toepassing toe van deze beginselen bij de beoordeling van steunmaatregelen voor de snelle uitrol van basisbreedband- en zeer snelle NGA-netwerken (deel 3). Bij de beoordeling van staatssteun voor breedband zal de Commissie deze richtsnoeren toepassen. Dit zal de rechtszekerheid en de transparantie van haar besluitvorming ten goede zal komen.
Voetnoten
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's ‘Een Digitale Agenda voor Europa’, COM(2010) 245 definitief.
Zie Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's ‘Breedband in Europa: investeren in digitale groei’, COM(2010) 472 definitief.
De feitelijke investeringskosten zouden beduidend lager kunnen zijn, afhankelijk van de mogelijkheid om bestaande infrastructuur opnieuw te gebruiken en afhankelijk van de ontwikkeling van de markt, de technologie en de regulering.
Onderdeel 2.4., Kernactie 8.
Zie artikel 12, lid 4, van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn), PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33, gewijzigd bij Richtlijn 2009/140/EG (beterregelgevenrichtlijn), PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37 en bij Verordening (EG) nr. 544/2009, PB L 167 van 29.6.2009, blz. 12.
Mededeling van de Commissie inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid, COM(2012) 209 final van 8.5.2012.
De term ‘digitale kloof’ wordt vooral gebruikt om de kloof aan te duiden tussen de personen en gemeenschappen die tot die informatietechnologieën toegang hebben en die welke niet over die toegang beschikken. Hoewel die ‘digitale kloof’ verschillende oorzaken heeft, is de belangrijkste het gebrek aan een doeltreffende breedbandinfrastructuur. Vanuit regionaal gezichtspunt is de verstedelijkingsgraad een belangrijke factor voor de toegang tot en het gebruik van ICT's. De internetpenetratie blijft bijgevolg veel lager in dunbevolkte gebieden in de Europese Unie.