RvdW 2011/1545
Schorsing geding op voet art. 226 Rv; schorsing als advocaat verlies van hoedanigheid in de zin van art. 226 lid 1 Rv?; gevolgen schorsing geding; eisen praktijk; beroep op nietigheid verrichte proceshandelingen; benadeling vereist; stelplicht.
HR 09-12-2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2915
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 december 2011
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk, G. Snijders
- Zaaknummer
10/02395
- Conclusie
A-G Wesseling-Van Gent
- LJN
BT2915
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2011:BT2915, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 09‑12‑2011
ECLI:NL:HR:2011:BT2915, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑12‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2010
- Wetingang
Rv. art. 225-228; Advocatenwet art. 16, 60ab
Essentie
Schorsing geding op voet art. 226 Rv; schorsing als advocaat verlies van hoedanigheid in de zin van art. 226 lid 1 Rv?; gevolgen schorsing geding; eisen praktijk; beroep op nietigheid verrichte proceshandelingen; benadeling vereist; stelplicht.
Ratio van art. 226 Rv — inhoudende dat in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, het geding van rechtswege wordt geschorst doordat de gestelde advocaat overlijdt of doordat hij zijn hoedanigheid van advocaat verliest — is de procespartij te beschermen tegen de gevolgen van het feit dat zij niet langer in de procedure is vertegenwoordigd ten gevolge ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.