JWB 2016/378
Insolventierecht
HR 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2348
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 oktober 2016
- Zaaknummer
16/02488
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2348, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑10‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:996, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑05‑2016
- Wetingang
Art. 350 lid 3, onder c, Fw
Essentie
Insolventierecht
Samenvatting
Casus
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof zijn oordeel over de verwijtbaarheid van het ontstaan van het boedeltekort onvoldoende heeft gemotiveerd, althans dat zijn oordeel onbegrijpelijk is. Verzoeker onderbouwt deze stelling door te wijzen op het gegeven dat het hof niet (kenbaar) is ingegaan op het betoog van verzoeker dat zijn (toenmalige) partner op haar beurt schulden had en bezig was schuldhulpverlening te verkrijgen en dat om die reden bij de berekening van het vrij te laten bedrag ten onrechte rekening is gehouden met het inkomen van zijn partner.
Rechtsvraag
Is het hof ten onrechte niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.