Hof Den Haag, 12-03-2015, nr. 22-000446-14, nr. 10-964025-12
ECLI:NL:GHDHA:2015:533
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
12-03-2015
- Zaaknummer
22-000446-14
10-964025-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:533, Uitspraak, Hof Den Haag, 12‑03‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1330, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Adviseur vertrouwenscommissie verstrekt aan de verdachte informatie over vragen die zullen worden gesteld tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester en antwoorden die de verdachte daarop zou kunnen geven. Vrijspraak van passief ambtelijke corruptie. Veroordeling tot een taakstraf van 60 uren ter zake van medeplichtigheid aan schending van wettelijke geheimhoudingsplicht door de adviseur.
Rolnummer: 22-000446-14
Parketnummer: 10-964025-12
Datum uitspraak: 12 maart 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 10 en 26 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair onder 2° cumulatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het primair onder 1° cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het primair onder 2° cumulatief ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover op grond van het voorgaande nog aan het oordeel van het hof onderworpen en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
primair:
Hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, als ambtenaar, (een) gift(en) en/of (een) dienst(en), te weten een overzicht(je) van/over veiligheid en/of (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond en/of (geheime) informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, althans enige gift en/of dienst, verleend en/of aangeboden en/of gedaan door [betrokkene 1] (in zijn hoedanigheid van wethouder van de gemeente Roermond en/of adviseur van de vertrouwenscommissie voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van Roermond) heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte, telkens wist, althans redelijkerwijs vermoedde dat deze gift(en) en/of deze dienst(en) hem werd(en) gedaan
(1º) teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten, het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van die [betrokkene 1] en/of het geven van een voorkeursbehandeling aan die [betrokkene 1] en/of het laten ontstaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [betrokkene 1] dat hij, verdachte, tegenover die [betrokkene 1] niet meer zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die [betrokkene 1] als in het geval dat hij, verdachte, die giften en/of diensten niet had aangenomen
terwijl hij, verdachte, het feit heeft begaan als burgemeester (van de gemeente Meerssen);
subsidiair:
hij op (een) tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 29 september 2012 te Grathem en/of Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van een nieuwe burgemeester van de gemeente Roermond) heeft bewogen tot de afgifte van een goed en/of het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een (schriftelijk) verslag en/of een aanbeveling aan de Raad van de Gemeente Roermond waarin hij, verdachte, wordt aanbevolen als (meest) geschikte kandidaat voor de functie van Burgemeester van Roermond,
in elk geval van enig goed en/of dienst en/of gegevens,
hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
terwijl hij, verdachte, wist dat zijn, verdachtes, mededader uit hoofde van zijn functie als adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe Burgemeester van Roermond) een geheimhoudingsplicht had,
- de door de vertrouwenscommissie te stellen vragen en/of de daarop gewenste antwoorden voor het (sollicitatie)gesprek met de vertrouwenscommissie voorafgaand aan dat gesprek besproken en/of doorgenomen en/of
- ( vervolgens) tijdens het (sollicitatie)gesprek met de vertrouwenscommissie gedaan alsof hij de aan hem gestelde vragen op dat moment voor het eerst hoorde en/of
- ( vervolgens) op de door de vertrouwenscommissie gestelde vragen de voorbereide/voorbesproken antwoorden gegeven en/of
hem, verdachte, aanbevolen (als (meest) geschikte kandidaat) in de evaluatie door/in de vertrouwenscommissie,
waardoor de voornoemde vertrouwenscommissie werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of verlening en/of ter beschikkingstelling;
meer subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, enig geheim, waarvan hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat hij en/of zijn mededader uit hoofde van ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten artikel 61c van de Gemeentewet en/of (de bepalingen in) de Circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoemingen en/of (de bepalingen in) de Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of (de bepalingen in) het besluit van de gemeenteraad van Roermond met betrekking tot de taak, samenstelling, werkwijze en geheimhouding van de vertrouwenscommissie (raadsbesluit 2012/035/03), althans enig wettelijk voorschrift, verplicht was/waren dat geheim te bewaren, opzettelijk heeft/hebben geschonden, immers heeft mededader [betrokkene 1] als wethouder van de gemeente Roermond en/of adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond) toen aldaar opzettelijk aan hem, verdachte, een overzicht(je) van/over veiligheid en/of (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond en/of informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, verstrekt en/of heeft hij, verdachte opzettelijk, daarover verduidelijkingsvragen gesteld en/of gevraagd naar het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie, te weten [getuige 1] en/of ingestemd met het voorstel van die [betrokkene 1] om te doen dat hij, verdachte, die [betrokkene 1] voor het eerst sprak op het moment dat die [betrokkene 1] hem belde met de mededeling dat hij, verdachte, zou worden voorgedragen als de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond en/of informatie heeft verstrekt over (het eventuele lidmaatschap van de VVD van) één van de andere kandidaten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond, te weten [betrokkene 2];
meest subsidiair:
[betrokkene 1] op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, enig geheim, waarvan hij en/of zijn mededader wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat hij en/of zijn mededader uit hoofde van ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten artikel 61c van de Gemeentewet en/of (de bepalingen in) de Circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoemingen en/of (de bepalingen in) de Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of (de bepalingen in) het besluit van de gemeenteraad van Roermond met betrekking tot de taak, samenstelling, werkwijze en geheimhouding van de vertrouwenscommissie (raadsbesluit 2012/035/03), althans enig wettelijk voorschrift, verplicht was dat geheim te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft die [betrokkene 1] als wethouder van de gemeente Roermond en/of adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond) toen aldaar een overzicht(je) van/over veiligheid en/of (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond en/of informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, verstrekt aan hem, verdachte,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 in Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (informatie over) die vragen en/of een toelichting op vragen die gesteld worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester ven Roermond en/of informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie aan te horen en/of tot zich te nemen en/of aan te nemen en/of daarvan geen afstand te nemen en/of daarover verduidelijkingsvragen te stellen en/of te vragen naar het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie, te weten [getuige 1] en/of door in te stemmen met het voorstel van die [betrokkene 1] om te doen dat hij, verdachte, die [betrokkene 1] voor het eerst sprak als die [betrokkene 1] hem belde met de mededeling dat hij, verdachte, zou worden voorgedragen als de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond en/of het verstrekken van informatie over (het eventuele) lidmaatschap van de VVD van) één van de andere kandidaten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond, te weten [betrokkene 2].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Geldigheid dagvaarding
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de tenlastelegging ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is en onduidelijk, nu de kern van de beschuldiging lijkt te zijn dat de verdachte medeplichtig is aan zijn eigen medeplegen. De raadsman heeft subsidiair betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een ander’ in de omschrijving van het gronddelict waaraan de verdachte medeplichtig zou zijn, nietig dient te worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Het hof is van oordeel dat, zoals door de raadsman is betoogd, het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een ander’ nietig dient te worden verklaard. Het hof zal derhalve de tenlastelegging ten aanzien van dit deel nietig verklaren. Voor het overige is het hof van oordeel dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof acht de tenlastelegging voldoende duidelijk. Zij stelt de verdediging in staat om - in samenhang met het dossier - hiertegen verweer te voeren, zoals ook blijkt uit hetgeen de verdediging in eerste aanleg en in hoger beroep heeft gedaan.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep twee gronden aangevoerd op grond waarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in de vervolging.
In de eerste plaats heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie ten aanzien van het meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de advocaat-generaal geen standpunt – niet in zijn requisitoir en evenmin bij repliek - heeft ingenomen omtrent het al dan niet kunnen bewezen verklaren van het meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de advocaat-generaal niet aan het bepaalde in artikel 311, eerste lid, Sv heeft voldaan en zijn taak derhalve niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 311, eerste lid, Sv houdt onder meer in dat de officier van justitie het woord kan (cursivering van het hof) voeren en dat hij zijn vordering na voorlezing aan de rechtbank overlegt. De vordering omschrijft de straf en maatregel, indien oplegging daarvan wordt geëist; zij vermeldt in dat geval tevens welk strafbaar feit zou zijn begaan.
Het hof is van oordeel dat de advocaat-generaal in zijn requisitoir heeft voldaan aan de – ook in hoger beroep geldende - in artikel 311, eerste lid, Sv gestelde eisen. Daarbij stelt het hof voorop dat deze bepaling voor de advocaat-generaal een bevoegdheid en niet een plicht schept om zijn eis (waartoe hij wel verplicht is) toe te lichten.
Het openbaar ministerie heeft blijkens de tenlastelegging gemeend in een juridisch complex geachte situatie voor vele ankers te moeten gaan liggen. In dat opzicht wekt het wel verbazing dat de advocaat-generaal in zijn requisitoir niet ook op de bedoelde varianten is ingegaan en evenmin bij repliek heeft gereageerd. Het hof acht dit onwenselijk, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg nu de advocaat-generaal zoals hiervoor overwogen niet verplicht was tot een dergelijk standpunt en de verdediging zonder meer de mogelijke grondslag van de beschuldiging uit het dossier kan afleiden. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
In de tweede plaats heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging wegens schending van het gelijkheidsbeginsel door de verdachte wel en een andere kandidaat (eveneens lid van de VVD) niet te vervolgen, een en ander zoals nader verwoord en onderbouwd in de door hem overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 167, eerste lid, Sv komt aan het openbaar ministerie een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toe om na een voorbereidend onderzoek vervolging tegen een verdachte in te stellen. Op grond van artikel 167, tweede lid, Sv kan de officier van justitie van vervolging afzien op gronden aan het algemeen belang ontleend. De wijze waarop – in geval van vervolging – die belangenafweging heeft plaatsgevonden staat in beginsel niet ter beoordeling van de rechter. Slechts indien de vervolging in strijd is met de beginselen van een goede procesorde kan er sprake zijn van een verval van het recht tot strafvordering en een door de rechter om die reden uit te spreken niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het hof is van oordeel dat er, zoals de raadsman naar voren heeft gebracht, duidelijke overeenkomsten zijn tussen de zaken van de verdachte en de bedoelde andere kandidaat. De advocaat-generaal heeft echter ter terechtzitting bij repliek aangevoerd dat er verschillen zijn aan te wijzen tussen de zaken, te weten de meer passieve rol van de andere kandidaat, het verschil in ambtelijke positie van de kandidaten en het verschil in hoeveelheid informatie die [betrokkene 1] heeft doorgegeven. Om die reden heeft het openbaar ministerie besloten de verdachte te vervolgen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op die toelichting van de advocaat-generaal, het openbaar ministerie niet in strijd met de beginselen van een goede procesorde (in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel) heeft gehandeld door de verdachte te vervolgen. Het hof acht het openbaar ministerie dan ook ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Beoordeling van het ten laste gelegde
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en subsidiair dat, indien het hof het vonnis vernietigt, de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde, op de gronden vermeld in de door hem overgelegde pleitaantekeningen. Het hof zal – indien nodig – hieronder ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren.
Oordeel hof
Inleiding: de feitelijke gang van zaken
Het hof stelt op grond van het dossier en verhandelde ter zitting de volgende, voor het oordeel relevante feiten en omstandigheden vast.
Op 1 februari 2012 krijgt de toenmalige burgemeester van Roermond, genaamd [getuige 2], op zijn verzoek eervol ontslag. In verband met het vacant raken van het ambt van burgemeester start de gemeenteraad van Roermond een benoemingsprocedure. In het kader van deze procedure wordt een vertrouwenscommissie ingesteld. Deze vertrouwenscommissie is belast met de beoordeling van de (burgemeesters)kandidaten.
Op 10 mei 2012 worden zes commissieleden benoemd. Aan de vertrouwenscommissie worden een secretaris en een adviseur, in de persoon van wethouder (en loco-burgemeester) [betrokkene 1], toegevoegd. De secretaris en adviseur zijn geen lid van de vertrouwenscommissie en hebben geen stemrecht.
Op 29 augustus 2012 vindt in Grathem een eerste ontmoeting tussen de Commissaris van de Koningin en de vertrouwenscommissie plaats, waarbij de selectie van kandidaten het onderwerp van gesprek was.
Op 29 augustus 2012 stuurt de verdachte een sms naar [betrokkene 1]: “Goede selectie?”. [betrokkene 1] sms’t hierop de verdachte dat ze nog bezig zijn in Grathem.
De vertrouwenscommissie voert op 19, 20 en 26 september 2012 gesprekken met in totaal 8 sollicitanten. Het sollicitatiegesprek van de verdachte met de vertrouwenscommissie vindt als enige en laatste gesprek plaats op woensdag 26 september 2012 om 20.30 uur.
Uit afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken van de telefoon van [betrokkene 1], die verdachte was in een (ander) onderzoek van de rijksrecherche, blijkt het navolgende.
Op 21 september 2012 belt [betrokkene 1] de verdachte. [betrokkene 1] geeft in dat gesprek aan dat hij en de verdachte elkaar nog moeten treffen voor woensdag (hof: de dag van het sollicitatiegesprek met de vertrouwenscommissie). De verdachte antwoordt hierop dat dat goed is. Op 24 september 2012 belt [betrokkene 1] om 18:32 uur met de verdachte. [betrokkene 1] geeft aan dat hij de verdachte rond een uur of tien zal bellen met een ander toestel, omdat hij dat veiliger vindt. De verdachte zegt dat hij dat goed vindt.
Vervolgens neemt [betrokkene 1] om 22:31 uur weer contact op met de verdachte. [betrokkene 1] informeert de verdachte dan over een aantal casussen die tijdens het sollicitatiegesprek aan de orde worden gesteld. Kort samengevat wordt het navolgende besproken (de letterlijke tekst van dit gesprek is in een bijlage bij dit arrest opgenomen).
[betrokkene 1] vertelt dat er een casus is over een groot evenement waarbij de politie aangeeft dat er geen politiecapaciteit is. Vervolgens schetst [betrokkene 1] een casus over integriteit met betrekking tot belangenverstrengeling bij een raadslid dat een stuk grond in een bestemmingsplan heeft en geeft aan dat deze casus verder wordt uitgebreid met een wethouder die in een soortgelijke positie zit. [betrokkene 1] geeft daarbij aan welk antwoord de verdachte op deze vraag zou kunnen geven. Vervolgens vermeldt [betrokkene 1] dat wordt gevraagd naar de positie van de burgemeester als voorzitter van de Raad, respectievelijk voorzitter van het College en Rijksorgaan. [betrokkene 1] vertelt dat de verdachte de mooiste indruk zou maken wanneer hij zou antwoorden dat de burgemeester tussen de Raad en het College staat, maar dan meer richting de Raad, want de Raad is de baas. Voorts geeft hij aan dat het in het gesprek nog zal gaan over de motivatie om burgervader te worden en dat nog zal worden gevraagd naar de aanbeveling van de commissie Sorgdrager–Frissen met betrekking tot het Primus Secundus-systeem. De verdachte geeft vervolgens aan dat hij de betekenis van dat systeem nog even moet opzoeken. Ook zegt [betrokkene 1] dat hij zelf nog zal ingaan op een vraag met betrekking tot de nationale politie en de regioburgemeester. Hierbij geeft [betrokkene 1] ook aan wat een mogelijk antwoord is dat de verdachte hierop kan geven.
Op 26 september 2012 om 13.52 belt [betrokkene 1] met de verdachte. [betrokkene 1] stelt de verdachte voor dat hij zich aan het begin van het sollicitatiegesprek verontschuldigt voor het feit dat hij niet is ingegaan op de eerste uitnodiging van de vertrouwenscommissie. De verdachte zegt dat hij dit zal doen.
[betrokkene 1] neemt op 27 september 2012 om 00.34 uur contact op met de verdachte. Hij vertelt hem dat de vertrouwenscommissie zijn kandidatuur unaniem steunt en hem op de eerste plaats heeft gezet. In dit gesprek vraagt de verdachte aan [betrokkene 1] hoe een met name door hem genoemd lid van de commissie er in stond. [betrokkene 1] heeft daarop geantwoord dat deze er goed in stond. Verder vertelt [betrokkene 1] dat hij morgenavond (het hof begrijpt: na de besloten raadsvergadering) in het bijzijn van anderen zal bellen met de verdachte en dat de verdachte dan moet doen alsof ze elkaar voor het eerst spreken.
Op 27 september 2012 wordt een besloten vergadering gehouden. De gemeenteraad van Roermond besluit de verdachte aan te bevelen voor het ambt van burgemeester in Roermond.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde (passieve ambtelijke corruptie)
Het aan de verdachte primair gemaakte verwijt wordt ontleend aan artikel 363, eerste lid, onder 1° van het Wetboek van Strafrecht, waarin, voor zover thans nog van belang, wordt strafbaar gesteld de ambtenaar:
“die een gift of belofte dan wel een dienst aanneemt, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.”
Te dien aanzien overweegt het hof het navolgende.
Het hof acht – evenals de rechtbank en anders dan door de verdediging betoogd – zeer aannemelijk dat de door [betrokkene 1] verstrekte informatie de verdachte als kandidaat voor de burgemeestersbenoeming een (informatie)voorsprong op de andere kandidaten heeft verschaft en dus als dienst valt aan te merken. Het hof komt mede tot deze conclusie op grond van de verklaringen die door leden van de vertrouwenscommissie zijn afgelegd. Zo heeft één lid van de vertrouwenscommissie verklaard dat zij in de telefoongesprekken tussen [betrokkene 1] en de verdachte (het hof begrijpt: het als bijlage bij het arrest gevoegde, uitgebreide telefoongesprek van 24 september 2012 om 22:31 uur) een letterlijke weergave ziet van het sollicitatiegesprek. Zij stelt op basis hiervan dat de verdachte niet langer de sterkste kandidaat is. Een ander lid van de vertrouwenscommissie heeft verklaard dat de plek die de nummer 1 (de verdachte) heeft gekregen, deze mede heeft gekregen op basis van de antwoorden die hij heeft gekregen van [betrokkene 1]. Volgens dit lid heeft de gegeven informatie invloed gehad op de procedure.
Hoewel verdachte dus voordeel heeft gehad van de door [betrokkene 1] verstrekte informatie is het hof echter van oordeel dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat die dienst hem door [betrokkene 1] is verleend met het oog op een door de verdachte (in zijn bediening) aan die [betrokkene 1] in de toekomst te verlenen gunst (in de bewoordingen van de delictsomschrijving: “iets te doen of na te laten”). Het hof onderkent daarbij dat blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad een gunst ook zou kunnen bestaan in het geven van een voorkeursbehandeling aan [betrokkene 1] in de toekomst.
Het hof is namelijk van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geenszins kan worden uitgesloten dat – zoals door de verdediging is gesteld – het handelen van [betrokkene 1] is ingegeven door zijn wens om de politieke partij van de verdachte en hemzelf een zo sterk mogelijke positie in het binnenlands bestuur in de regio te verschaffen, zonder specifieke voordelen (voor hemzelf of die partij) te beogen. Handelen met een dergelijk motief maakt naar het oordeel van het hof dat niet kan worden bewezen dat de dienst is verleend met als doel verdachte te bewegen tot enigerlei tegenprestatie, al dan niet in de vorm van het ontstaan van een voorkeursbehandeling.
Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde (oplichting)
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu – onder meer - geen sprake is van enig oplichtingsmiddel, zoals vermeld in de tenlastelegging.
Het hof stelt vast dat de advocaat-generaal in zijn requisitoir noch in zijn repliek aandacht heeft besteed aan de vraag van welk oplichtingsmiddel de verdachte in casu gebruik zou hebben gemaakt. Nu het hof evenmin uit het dossier heeft kunnen afleiden om welk oplichtingsmiddel het bij de hierboven geschetste gang van zaken zou moeten zijn gegaan, acht het hof het subsidiair ten laste gelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde (schending van de geheimhoudingsplicht)
Geheimhoudingsplicht
De raadsman heeft betoogd dat hetgeen [betrokkene 1] aan de verdachte telefonisch heeft medegedeeld niet valt onder hetgeen aan hem bekend is geworden bij de beraadslagingen en evenmin ziet op de inhoud van de in artikel 61c van de Gemeentewet genoemde stukken. Derhalve kan volgens de raadsman niet worden gesteld dat [betrokkene 1] de (beperkte) geheimhoudingsplicht, zoals die voortvloeit uit artikel 61c van de Gemeentewet, heeft geschonden.
Het hof gaat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van schending van een geheimhoudingsplicht door [betrokkene 1] uit van de navolgende wettelijke bepalingen:
Artikel 61 van de Gemeentewet - voor zover hier van belang - :
1. De burgemeester wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar.
2. De commissaris van de Koning overlegt met de raad over de eisen die aan de te benoemen burgemeester worden gesteld met betrekking tot de vervulling van het ambt.
3. Na het overleg met de commissaris stelt de raad uit zijn midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten. De raad kan bepalen dat één of meer wethouders als adviseur aan de vertrouwenscommissie worden toegevoegd. De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming. Als de vertrouwenscommissie besluit naast deze kandidaten ook andere kandidaten die gesolliciteerd hebben, bij haar beoordeling te betrekken, doet zij daarvan onverwijld mededeling aan de commissaris. Deze brengt zijn oordeel over laatstgenoemde kandidaten ter kennis van de vertrouwenscommissie.
4. De vertrouwenscommissie verschaft zich door tussenkomst van de commissaris de door haar nodig geachte informatie over de kandidaten. Bestuursorganen zijn verplicht de gevraagde informatie te verstrekken. De vertrouwenscommissie brengt verslag uit van haar bevindingen aan de raad en aan de commissaris.
(...).
Artikel 61c van de Gemeentewet:
1. De beraadslagingen, bedoeld in de artikelen 61, derde en vierde lid, 61a derde lid, en 61b, derde lid, vinden plaats met gesloten deuren. Van deze beraadslagingen wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt.
2. Ten aanzien van de beraadslagingen en de stukken die aan de raad worden gezonden dan wel die door de raad aan Onze Minister worden gezonden geldt een geheimhoudingsplicht.
3. De aanbevelingen van de raad, bedoeld in artikel 61, vijfde en zesde lid, 61a, tweede lid, en 61b, tweede lid, zijn openbaar met dien verstande dat ten aanzien van de aanbeveling inzake de benoeming, bedoeld in artikel 61, vijfde lid, de openbaarheid uitsluitend de als eerste aanbevolen persoon geldt.
Gelet op bovengenoemde bepalingen is naar het oordeel van het hof evident dat informatie die [betrokkene 1] op diens verzoek aan de verdachte heeft gegeven omtrent het standpunt van een individueel lid van de vertrouwenscommissie zonder meer in strijd is met artikel 61c van de Gemeentewet.
Het hof heeft in de wetgeschiedenis geen aanknopingspunten gevonden voor de stelling dat het begrip ‘beraadslagingen’, vermeld in artikel 61c, tweede lid, van de Gemeentewet restrictief moet worden uitgelegd. Het hof wijst op de samenhang tussen de artikelen 61 en 61c van de Gemeentewet. Artikel 61c, tweede lid, vermeldt dat, ten aanzien van de beraadslagingen en de stukken die aan de raad worden gezonden dan wel die door de raad aan Onze Minister worden gezonden, een geheimhoudingsplicht geldt. In artikel 61c, eerste lid, staat – voor zover hier van belang -: “De beraadslagingen, bedoeld in de artikelen 61, derde en vierde lid,(...)”. In het derde en vierde lid van artikel 61 wordt de procedure van de vertrouwenscommissie omschreven. Hieruit leidt het hof af dat de geheimhoudingsplicht als bedoeld in het tweede lid van artikel 61c ziet op de gehele procedure van de vertrouwenscommissie - vanaf het moment van instellen van de vertrouwenscommissie door de Raad tot het moment van het uitbrengen van verslag van haar bevindingen door de vertrouwenscommissie aan de Raad en aan (destijds) de Commissaris van de Koningin - en dat uit dit artikel derhalve een volledige geheimhoudingsplicht ten tijde van de gehele procedure kan worden afgeleid. Daaronder vallen mede de door de vertrouwenscommissie gevoerde sollicitatiegesprekken met de kandidaten voor het ambt van burgemeester in Roermond.
Voor het oordeel dat moet worden uitgegaan van een volledige geheimhoudingsplicht voor de gehele procedure vindt het hof voorts bevestiging in de gang van zaken tijdens de onderhavige sollicitatieprocedure, waaruit hetzelfde blijkt.
Het hof wijst er in dat verband op dat de Commissaris van de Koningin in de provincie Limburg tijdens zijn overleg met de vertrouwenscommissie op 29 augustus 2012 die geheimhoudingsplicht nog eens heeft beklemtoond, alsmede in door de hem gezonden brief aan de voorzitter van de vertrouwenscommissie Roermond, de [getuige 3], van 30 augustus 2012. In deze brief onderstreept de Commissaris van de Koningin dat de gemeenteraad de werkwijze van de vertrouwenscommissie zodanig regelt dat vóór, tijdens en na het verrichten van de werkzaamheden door de vertrouwenscommissie volstrekte geheimhouding is gegarandeerd. Het hof wijst tevens op de brief van 4 april 2012 van de [getuige 3], als plaatsvervangend voorzitter van de raad, gericht aan de Gemeenteraad, waarin hij met het oog op de vast te stellen verordening benadrukt dat voor alle betrokkenen bij de vertrouwenscommissie (leden, adviseur én secretaris) volstrekte geheimhouding geldt.
In de Verordening vertrouwenscommissie van de gemeente Roermond - vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Roermond d.d. 10 mei 2012 met nr. 2012/035/3 – wordt de geheimhoudingsplicht omschreven.
In artikel 5 van de Verordening vertrouwenscommissie is – voor zover hier van belang - het navolgende opgenomen:
1. De leden van de commissie hebben volstrekte geheimhoudingsplicht omtrent hetgeen direct of indirect aan hen als lid van de commissie ter kennis is gekomen.
2. Deze geheimhouding geldt zowel tijdens het bestaan van de commissie als na ontbinding van de commissie.
3. De geheimhoudingsplicht geldt ook ten opzichte van raadsleden die geen lid van de commissie zijn of lid van de commissie zijn geweest.
4. De leden een tot en met drie van dit artikel zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op degene die op grond van artikel 7 de commissie ambtelijke bijstand verleent en de adviseur van de commissie.
Ook heeft de voorzitter van de vertrouwenscommissie aan het begin van de besloten raadsvergadering op 27 februari 2012 nog eens de geheimhoudingsplicht benadrukt. Uit het verslag van die vergadering blijkt immers dat de voorzitter het navolgende heeft medegedeeld: “Voor alles wat in deze vergadering aan de orde komt geldt een geheimhoudingsplicht op basis van artikel 61.c van de Gemeentewet. Deze geheimhoudingsplicht geldt voor een ieder die in deze vergadering aanwezig is.”
Op grond van het vorenstaande staat naar het oordeel van
het hof vast dat sprake is van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 61c in verband met artikel 61 van de Gemeentewet, op grond waarvan [betrokkene 1] een geheimhoudingsplicht had. Een andere uitleg is naar het oordeel van het hof ook moeilijk verenigbaar met de strekking van de procedure.
Het hof is, gelet op het voorgaande en op de mededeling van [betrokkene 1] aan de verdachte dat hij met een ander toestel zal bellen omdat hij dat veiliger vindt, van oordeel dat [betrokkene 1] wist dat hij, uit hoofde van wettelijke voorschriften, aan een geheimhoudingsplicht was gebonden en dat deze ook gold ten aanzien van de door hem aan verdachte gedane mededelingen omtrent de inhoud van de sollicitatiegesprekken.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte zich op geen enkel moment bewust is geweest van de mogelijkheid dat er in de contacten met [betrokkene 1] informatie zou worden doorgegeven die onder de geheimhoudingsplicht van [betrokkene 1] zou vallen, nu de verdachte in de in de tenlastelegging genoemde periode in de veronderstelling verkeerde dat de geheimhoudingsplicht enkel zag op het waarborgen van de privacy van de kandidaten.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
De verdachte is bijna 10 jaar lang werkzaam geweest als burgemeester. Ook is hij ooit lid van een vertrouwenscommissie geweest. Het hof is van oordeel dat er derhalve geen twijfel mogelijk is dat de verdachte, gelet op zijn ervaring, op de hoogte was van de omvang van de geheimhoudingsverplichting die behoort bij de functie van adviseur van de vertrouwenscommissie. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman op dit punt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de formele werkelijkheid dan wel mag inhouden dat er sprake is van strikte geheimhoudingsplicht, maar dat dit in de partijpolitieke praktijk anders werkt. Spreken met partijgenoten over de gang van zaken gedurende een sollicitatieprocedure is normaal en moet worden gezien als ‘klankborden’.
Het hof is van oordeel dat de door [betrokkene 1] als adviseur van de vertrouwenscommissie gegeven informatie het ‘klankborden’ binnen een politieke partij vergaand te buiten gaat. [betrokkene 1] heeft specifieke informatie doorgegeven omtrent hetgeen zou worden besproken in het sollicitatiegesprek. Aldus heeft [betrokkene 1] de op de Gemeentewet berustende geheimhoudingsverplichtingen grovelijk geschonden en de verdachte een belangrijke voorsprong op andere kandidaten verschaft.
Het handelen van beiden verdraagt zich naar ’s hofs oordeel niet met de binnen het openbaar bestuur geldende integriteitsnormen die er onder meer van uitgaan dat politieke ambtsdragers het algemeen belang dienen en hun taken onbevooroordeeld en objectief vervullen.
Is sprake van medeplegen dan wel van medeplichtigheid?
Van medeplegen is sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Medeplegen veronderstelt bewuste en nauwe samenwerking. De intensieve samenwerking kan blijken uit – uitdrukkelijke of stilzwijgende – afspraken, taakverdelingen, aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan.
Uit het dossier is gebleken dat [betrokkene 1] doorgaans contact zocht met de verdachte en dat verdachte voornamelijk de door [betrokkene 1] in strijd met zijn geheimhoudingsplicht gegenereerde informatie in ontvangst nam. Uit de hierboven weergegeven gang van zaken heeft het hof – overeenkomstig hetgeen door de raadsman is betoogd - onvoldoende kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat sprake is van medeplegen als bedoeld in artikel 47 lid 1 onder 1° van het Wetboek van Strafrecht. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Op grond van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht kan degene die opzettelijk behulpzaam is bij het plegen van een misdrijf of die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft tot het plegen van het misdrijf, worden gestraft als medeplichtige aan dat misdrijf. De medeplichtige moet tweeledig opzet hebben: zijn opzet moet enerzijds gericht zijn op het misdrijf dat hij ondersteunt, en anderzijds op die ondersteuning. Voorwaardelijk opzet is voldoende.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het meest subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het bieden van gelegenheid tot het schenden van de voor [betrokkene 1] geldende geheimhoudingverplichting. De verdachte werd in het telefoongesprek overvallen door [betrokkene 1] met de informatie. Voorts heeft de raadsman bepleit het ‘geen afstand doen van die informatie’ alleen tot medeplichtigheid kan leiden indien het geboden was om wel afstand te doen. Ook heeft de raadsman betoogd dat de vraag van de verdachte met ‘hoe staat ...(het lid van de commissie) erin’ was gesteld op het moment dat het misdrijf reeds door [betrokkene 1] als pleger was voltooid en de handeling derhalve buiten het kader van de medeplichtigheid valt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Reeds op 29 augustus 2012 stuurt de verdachte [betrokkene 1] een sms’je waarin hij deze uitnodigt om iets te zeggen over de selectie van de kandidaten, waartoe hij zelf ook behoort. Het hof is van oordeel dat dit een aanknopingspunt biedt dat de verdachte wel degelijk [betrokkene 1] de gelegenheid heeft geboden diens geheimhoudingsplicht te schenden. Voorafgaand aan het telefoongesprek op 24 september 2014 om 22.31 uur is er vervolgens over en weer contact geweest tussen de verdachte en [betrokkene 1]. Daarbij is gesproken over het feit dat zij voorafgaand aan het sollicitatiegesprek, nog contact met elkaar moeten hebben. Voorts heeft [betrokkene 1] op 24 september 2012 om 18:32 uur de verdachte gebeld; daarbij is afgesproken dat [betrokkene 1] de verdachte later op de avond met een ander toestel zal bellen, omdat [betrokkene 1] dat veiliger vindt. Het hof is van oordeel dat de verdachte in dat stadium aan [betrokkene 1] kenbaar had kunnen (en moeten) maken dat hij door [betrokkene 1] geen informatie wenste te verkrijgen, gelet op diens positie als adviseur van de vertrouwenscommissie. De verdachte heeft dit echter niet gedaan. Voorts heeft de verdachte op geen enkel moment in het gesprek met [betrokkene 1] op 24 september 2012 om 22.31 uur aangegeven dat hij geen kennis wenste te nemen van de door [betrokkene 1] verstrekte informatie. Immers, de verdachte laat [betrokkene 1] uitspreken, geeft vervolgens zelf aan nog wat te zullen uitzoeken met betrekking tot Primus Secundus-systeem en sluit af met de mededeling dat hij even voldoende weet. Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit bepaald niet dat, zoals door de verdediging is gesteld, de verdachte werd overvallen en bezig was met andere dingen. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte de informatie van [betrokkene 1] bewust heeft aangenomen en hem de gelegenheid heeft geboden om vertrouwelijke informatie met hem te delen. Hiermee staat vast dat hij het opzet heeft gehad als hiervoor is beschreven. Daarnaast heeft de verdachte op 27 september 2012 zelf aan [betrokkene 1] gevraagd naar het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie. [betrokkene 1] heeft hierop antwoord gegeven. Op dat moment gold de geheimhoudingsverplichting, anders dan door de raadsman betoogd, nog voor [betrokkene 1].
Het hof is van oordeel dat de zuiverheid van de oordeelsvorming binnen de commissie in termen van transparantie, onpartijdigheid en objectiviteit, als gevolg van het handelen van de verdachte en [betrokkene 1], nadrukkelijk in het geding zijn geweest.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, bewezen dat de verdachte zich – kort gezegd - schuldig heeft gemaakt aan het meest subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meest subsidiair:
[betrokkene 1] op tijdstippen gelegen in de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, enig geheim, waarvan hij wist dat hij uit hoofde van wettelijk voorschrift, te weten artikel 61c van de Gemeentewet verplicht was dat geheim te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft die [betrokkene 1] als adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond) toen aldaar informatie over vragen en een toelichting en antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond en informatie over (de uitkomsten van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, verstrekt aan hem, verdachte,
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 in Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door informatie over die vragen en een toelichting op vragen die gesteld worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van Roermond en informatie over de uitkomst van de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie aan te horen en aan te nemen en te vragen naar het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie, te weten [getuige 1] en door in te stemmen met het voorstel van die [betrokkene 1] om te doen dat hij, verdachte, die [betrokkene 1] voor het eerst sprak als die [betrokkene 1] hem belde met de mededeling dat hij, verdachte, zou worden voorgedragen als de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het opzettelijk schenden van geheimen, zoals bewezen verklaard. [betrokkene 1] heeft aan de verdachte vertrouwelijke informatie doorgegeven die betrekking had op de sollicitatieprocedure voor het ambt van burgemeester in de gemeente Roermond, waaraan de verdachte op dat moment deelnam. Verdachte heeft die informatie met een zekere gretigheid aangenomen.
Daarmee heeft de verdachte de integriteit van de benoemingsprocedure ernstige schade berokkend en afbreuk gedaan aan het goede functioneren van het openbaar bestuur. Het vertrouwen van de burger in dat openbaar bestuur is aldus ernstig schade berokkend.
Het hof rekent dit de verdachte temeer aan nu hij als burgemeester een bijzonder ambt met een voorbeeldfunctie bekleedde, en dit handelen verrichtte met het oog op datzelfde ambt in een andere (grotere) gemeente. Het gaat hier om een ambt dat een bijzondere plaats in de samenleving inneemt en waar bij uitstek het belang van een onkreukbaar en boven de partijen staand imago voorop dient te staan.
Uit hetgeen door en namens de verdachte en anderen (in het bijzonder [betrokkene 1]) naar voren is gebracht met betrekking tot ‘partijpolitieke werkelijkheid’ blijkt het hof de noodzaak om de geschonden geheimhoudingsnorm duidelijk te markeren. Die normmarkering rechtvaardigt op zichzelf een strenge strafrechtelijke reactie. Het hof houdt daarbij in matigende zin echter rekening met de ingrijpende gevolgen die het gebeurde voor de verdachte heeft gehad.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf tevens rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof komt tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal is geëist, nu het hof niet komt tot een bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde feit, maar voor het meest subsidiair ten laste gelegde.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde en wel met betrekking tot “tezamen en in vereniging met een ander”.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. H.C. Plugge en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 maart 2015.
Bijlage: Gesprek
Datum: 24-09-2012 22:31:53
Duur: 00:05:21
[betrokkene 1] belt met [verdachte].
J = [betrokkene 1]
R = [verdachte]
J: Heel eventjes kort nog [verdachte], jij hebt dat overzichtje van mij gekregen weet je wel van veiligheid he?
R: Ja
J: Het gaat dus heel veel over veiligheid natuurlijk
R: Ja
J: Temeer omdat er natuurlijk andere kandidaten zijn die uit de politiesector komen etcetera.
R: Ja
J: En euh je krijgt op een gegeven moment de euh voorgelegd de case dat er een groot evenement is en de politie zegt dat er geen politiecapaciteit is..
R: Ja
J: Nou, dan moet je dus daarop gaan.. wat wat ga je dan doen? Eeuuhh hoe ga je dat aanpakken? Wij hebben ook een keer meegemaakt hier dat die die die Bavaria Race van Rotterdam die zouden weer op de niet geopende A73..(onverstaanbaar) en dat is toen
R: Ja
J: Niet kunnen doorgaan. Daar gaat dat dus eueuh over
R: Oke.
J: Dat is een, ten tweede over integriteit..
R: Ja
J: Krijg je de vraag voorgelegd van een raadslid eeuuhm die een stuk grond heeft in een bestemmingsplan en net voor de raadsvergadering hoor jij dat dat raadslid daarbij betrokken is en dat raadslid is van dezelfde partij als de wethouder en de wethouder wist het ook niet en wat ga je dan doen?.. Nou het belangrijkste antwoord is dat ze kan geven: "Nou dan haal ik het in ieder geval van de agenda af".
R: Ja
J: Dan ga ik nader onderzoek doen, dan wil ik het naatje van de kous weten.. En dan komt [getuige 4]: "Ja maar het is nog erger. die wethouder heeft daar ook een stuk grond liggen en dat heeft ie ook niet verteld. dat heeft ie met een erfenis gekregen. dat was ie vergeten... En euh daar wordt verschillend op gereageerd maar ik heb na afloop gezegd nou mijn .. tegen de commissie ja ik zou zo'n wethouder daar zou ik het vertrouwen in opzeggen natuurlijk. kan dus niet.
R: Ja
J: Vooral niet in zo'n stad als Roermond waar zoveel is voorgevallen. Nou dan krijg je op een gegeven moment een euh een euh hmm een driehoekje neergelegd.
R: Hmmhmm (bevestigend!)
J: En in dat driehoekje daarin staat de euh euh. boven staat daar voorzitter van de Raad. dan staat linksonder voorzitter van het College en rechts ..(onverstaanbaar) het Rijksorgaan. Waar bevindt u zich? De. de meesten zeggen middenin...dus
R: ..(onverstaanbaar)
J: Maar je maakt natuurlijk de mooiste indruk als je zegt tussen euh de. de Raad en het College. he want de Raad is de baas. dus het gaat meer richting de Raad.
R: Jaja, zeker
J: Nou burgervader dat weet je natuurlijk wel..euhmm nou de motivatie. ja goed van de VVD dat euh .. he je moet proberen dat je euh ..(onverstaanbaar) jongens mijn termijn is afgelopen...(onverstaanbaar)
R: Ja
J: En vooral, :"Wat denkt u als de de.. netwerken, de contacten in Den Haag. Het is natuurlijk van voorzitters van provinciale afdelingen of ex voorzitters een koud kunstje om ..om zowel mensen van je eigen partij als mensen die in de regering zitten van andere partijen te benaderen.
R: Ja
J: Nou kijk ben ik dan nog iets vergeten………(bladerend geluid). Hoe was de kamer Centrale Vergadering?
R: Ja een goeie vergadering moet ik zeggen. waar eu goeie opkomst en euh [betrokkene 3] heeft het goed gedaan. deed het heel goed he dat verhaal van de fractie (praten door elkaar heen. onverstaanbaar)
J: Jajaja
R: En zo. dat was allemaal perfect.
J: Oke. Je word ook gevraagd naar de aanbeveling commissie Sorgdrager - Frissen over het Primus Secundus (fonetisch) systeem
R: Oke
J: weet je daar iets van of niet?
R: Nee, dat moet ik even opzoeken.
J: Primus Secundus systeem is het systeem dat je met twee wethouders samen doet..
R: Jaja dat je twee ogen hebt. met vier ogen het systeem wat je dan nu hebt.
J: Jajaja het is hoe je daar tegen aan kijkt etcetera..... Even kijken... lk stel je een vraag als je. als je burgemeester word en de nationale politie is de regioburgemeester de burgemeester van Maastricht en dan wil men zijn plaatsvervanger de burgemeester van Venlo maken. Hoe zou. je krijgt de opdracht van de Raad en het College Roermond te doen. te doen zijn. dat Roermond het is. Hoe gaat u dat doen?
R: Ja
J: Nou dan ga ik met [betrokkene 4] eerst . belangrijk is dat ik met [betrokkene 4] overleg ga plegen maar het allerbelangrijkste is dat alle Midden Limburgse gemeenten, en ik ben hier ook gestart als burgemeesterdat die mij steunen. dus ik zorg voor draagvlak hier in Midden Limburg
R: Ja
J: Dan heb ik het meeste gehad..
R: Oke. nou dan weet ik even voldoende [betrokkene 1].
J: Ja en dan zien we elkaar woensdag en dan ga ik er vanuit dat het allemaal goed gaat.
R: We wachten maar eens even af. goed jongen
J: Ik ga sla. ik ben ineens zo moe dus ik bel je nu want ik ga naar bed want ik moet morgenvroeg heel vroeg op . Groetjes he jong
R: Oke, welterusten
J: Hai hai
R: Hai hai