Rb. 's-Gravenhage, 28-06-2012, nr. AWB 12/1816
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX1324
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
28-06-2012
- Zaaknummer
AWB 12/1816
- LJN
BX1324
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX1324, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 28‑06‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2013:3129, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑06‑2012
Inhoudsindicatie
Vader en moeder zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Door het overlijden van moeder verkrijgt vader alle goederen van de nalatenschap waaronder de woning. Een zoon (eiser) verzoekt om een beschikking ex artikel 26 van de Wet WOZ. Eiser kan echter niet worden aangemerkt als degene die de hoedanigheid heeft verkregen als bedoeld in artikel 24, derde lid onder a, van de Wet WOZ. Eiser is immers niet degene die het genot heeft (verkregen) van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. Het verzoek is terecht afgewezen. Aan eiser kan ook geen beschikking op grond van artikel 28 van de Wet WOZ worden afgegeven. Eiser was in het begin van het betreffende kalenderjaar geen mede-eigenaar van de woning en is derhalve geen mede-belanghebbende. De vraag of eiser een fiscaal belang heeft bij een nieuwe vaststelling van de WOZ-waarde van de woning behoeft geen beantwoording.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1816
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
28 juni 2012 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
(gemachtigde: [A]),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Delft, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 18 januari 2012 op het bezwaar van eiser tegen het besluit geen beschikking ex artikel 26 van de Wet WOZ af te geven.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [B], kantoorgenoot van de gemachtigde. Voorts is verschenen [C]. Namens verweerder is verschenen [D].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
- 1.
Bij brief van 7 oktober 2011 is namens eiser verzocht om de afgifte van een nieuwe belanghebbende beschikking, als bedoeld in artikel 26 van de Wet WOZ, voor het jaar 2011 voor het object [a-straat 1] (hierna: de woning). Aanleiding voor dit verzoek was het overlijden op 10 april 2011 van [E], de moeder van eiser en echtgenote van
[C].
- 2.
In geschil is of verweerder terecht de afgifte van deze beschikking heeft geweigerd.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij een fiscaal belang heeft bij de WOZ-waarde van de woning omdat deze onderdeel uitmaakt van de boedel. Over deze boedel moet erfbelasting worden betaald.
- 3.
Ingevolge artikel 24, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet WOZ geschiedt de bekendmaking van de beschikking ter stond door toezending aan:
- a.
degene die aan het begin van het kalenderjaar het genot heeft van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;
- b.
degene die aan het begin van het kalenderjaar de onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.
- 4.
Artikel 26, eerste lid, van de Wet WOZ luidt -voor zover hier van belang-
"Indien in de loop van het kalenderjaar waarvoor de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld een ander dan degene te wiens aanzien een beschikking houdende de vaststelling van de waarde van die zaak is genomen, de hoedanigheid verkrijgt van degene, bedoeld in artikel 24, derde lid, onderdeel a of onderdeel b:
- a.
neemt de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar ten aanzien van die ander binnen acht weken na een daartoe gedaan verzoek een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 22, eerste lid, of artikel 27, eerste lid;"
Ingevolge het tweede lid, treedt de beschikking, vanaf het tijdstip waarop die ander de in het eerste lid bedoelde hoedanigheid heeft verkregen, in de plaats van de in de artikelen 22, eerste lid, of artikel 27, eerste lid, bedoelde beschikking.
- 5.
Vast staat dat [C] en [E] in gemeenschap van goederen gehuwd waren. Door het overlijden van [E] heeft [C] van rechtswege alle goederen van de nalatenschap, waaronder de woning, verkregen. Eiser kan in dat geval niet worden aangemerkt als degene die de hoedanigheid heeft verkregen als bedoeld in artikel 24, derde lid onder a, van de Wet WOZ. Eiser is immers niet degene die het genot heeft (verkregen) van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Voor zover eiser bedoelt te stellen dat aan hem een beschikking op grond van artikel 28 van de Wet WOZ had moeten worden afgegeven, overweegt de rechtbank dat deze stelling niet kan slagen. Eiser was in het begin van het betreffende kalenderjaar immers geen mede-eigenaar van de woning en derhalve geen mede-belanghebbende. De vraag of eiser al dan niet een fiscaal belang heeft bij de waardebepaling van de woning kan gelet hierop onbesproken blijven.
- 6.
Gelet op het vorenoverwogene is
- 7.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- 2.
- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.