Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/2.8
2.8 Ontwerp betreffende een herziening van de Nederlandse arbitragewet
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS503466:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Herz. Burgerlijk Procesrecht (VAN MIERLO/BART), blz. 32.
NVvP Najaarsvergadering Utrecht 14 november 2003; zie J.M. POLAK, De herziening van het arbitragerecht, Verslag van een vergadering, NJ B 2004, blz. 71 en I.P.M. VAN DEN NlEUWENDUK, Herziening van de Arbitragewet, Verslag van de najaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging van Procesrecht, .173Pr 2004, blz. 3-9 respectievelijk www.arbitragewet.nl.
Voorstellen tot wijziging van het Vierde Boek (Arbitrage), TvA 2005/Special, blz. 65-121 en Toelichting op voorstel tot wijziging van de Arbitragewet, TvA 2005/Special, blz. 123-180; zie ook www.arbitragewet.nl; voorts bevat TvA 2005/Special, blz. 1-64 een aantal bijdragen over de genoemde voorstellen tot herziening van het arbitragerecht.
Brief van de Minister van Justitie, Kamerstukken II 2004/05, 29 528 en 29 279, no. 4, blz. 4.
Brief van de Minister van Justitie, Kamerstukken II 2006/07, 30 951, no. 1, blz. 31.
TvA 2005/Special, blz. 126.
Zie MvA TK, TvA 1986/2, blz. 57-58.
Zie K.P. BERGER, The Implementation of the UNCITRAL Model Law in Germany, TvA 1998/2, blz. 41-46 respectievelijk S.R. SHACKLETON, The New English Arbitration Act 1996, TvA 1998/3, blz. 81-93.
Zie voor de invloed van de Franse regelingen op de Nederlandse arbitragewet MvT TK, TvA 1984/4A, blz. 19.
Zie daaromtrent uitvoerig J.L.W. SILLEVIS SMITT, Het NAI introduceert het arbitraal kort geding; een toelichting, TvA 1997, blz. 119-127; de laatste reglementswijziging dateert van 1 januari 2010 (zie www.nai-nl.org)
Toelichting op voorstel tot wijziging van de Arbitragewet, TvA 2005/Special, blz. 126.
Hieromtrent zijn onlangs vele publicaties en rapporten verschenen (zie de vermelding daarvan bij A.F.M. BRENNINKMEIJER, Arbitrage ter discussie, WPNR 6528 (2003), blz. 325); op de discussie dienaangaande kan ik thans niet ingaan; ik wijs voor diepgaander beschouwingen hieromtrent op J.L.W. Su Fvis SMrrT, Arbitrage in de praktijk, Beschouwingen naar aanleiding van een rechts-sociologisch onderzoek en de daarop gebaseerde aandachtspunten voor de wetgever, NJ B 2003, blz. 2146-2151
De afgelopen jaren heeft een werkgroep van arbitragespecialisten onder leiding van prof. mr. A.J. VAN DEN BERG — met instemming van de Minister van Justitie een ontwerp voorbereid voor een ingrijpender wijziging van de arbitragewet.1
De voorbereiding van het ontwerp betreffende een herziening van de wettelijke regels inzake arbitrage van de werkgroep onder voorzitterschap van prof. mr. A.J. VAN DEN BERG, officieel aangeduid met Voorstellen tot wijziging van het Vierde Boek (Arbitrage), is inmiddels vergevorderd. De voorstellen zijn thans tweemaal en public aan de orde gekomen. De eerste maal tijdens de najaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht op 14 november 2003 en de tweede maal tijdens een Symposium op 19 mei 2005 dat speciaal was gericht op de genoemde voorstellen.2
De werkgroep is op 10 februari 2005 tot een tussentijdse afronding van het ontwerp gekomen. De volledige tekst is in Tijdschrift voor Arbitrage 2005/Special opgenomen.3 Volgend op het genoemde Symposium is de tekst aangepast en aangeboden aan het Ministerie van Justitie dat destijds al het voornemen heeft geuit zo spoedig als mogelijk met de implementatie ervan te beginnen:
’Onlangs zijn de voorstellen besproken op een symposium waarbij vertegenwoordigers vanuit onder meer wetenschap, advocatuur, bedrijfsleven en rechterlijke macht aanwezig waren. Met de implementatie van de ontwikkelde voorstellen zal naar verwachting nog dit jaar een aanvang kunnen worden gemaakt."4
Van dit voornemen is toen weinig of niets terecht gekomen. De Minister van Justitie heeft de voorstellen in zijn brief over de Herbezinning burgerlijk procesrecht wederom genoemd als een van de wetgevingsinitiatieven die in gang worden gezet en daarbij medegedeeld dat de voorstellen in 2007 op het ministerie zouden worden uitgewerkt.5 Volgens de berichten is daarmee in 2010 een aanvang gemaakt en zal in 2011 een voorstel worden bekend gemaakt. De rechtspraak stelt zich terughoudend op waar het de anticipatie op de genoemde voorstellen betreft.6
De Werkgroep VAN DEN BERG signaleert de volgende redenen voor de herziening van de arbitragewet.7
In de eerste plaats dient de herziening tot verbetering van een aantal tekortkomingen in de tekst en het systeem van de huidige arbitragewet dat aan het licht is gekomen gedurende de ruim vijftien jaar praktijkervaring met de huidige arbitragewet.
In de tweede plaats dient de herziening tot aansluiting bij de rechtsontwikkeling in de ons omringende landen. In 1985 is de UNCITRAL Model Law on International Commercial Arbitration (in het vervolg ook aangeduid als "Modelwet Arbitrage") tot stand gekomen. Bij de redactie van de Nederlandse arbitragewet van 1986 is, als gezegd, tot op zekere hoogte wel al rekening gehouden met bepalingen voorkomende in het voorontwerp van de Modelwet Arbitrage.8 Nochtans heeft men bij de totstandkoming van de wet van 1986 met het eindresultaat van de Modelwet Arbitrage niet voldoende rekening kunnen houden. De Modelwet Arbitrage heeft thans in ruim 35 landen als basis voor de arbitragewetgeving gediend, dit hetzij alleen voor internationale arbitrages, hetzij voor internationale én nationale arbitrages (zie 2.7). Met het oog op de internationale harmonisatie van arbitragewetten dient ook Nederland rekening te houden met de bepalingen in de Modelwet Arbitrage. Aldus kan Nederland ook zijn aantrekkingskracht als plaats voor de internationale arbitrage behouden en mogelijk vergroten. Hierbij verdient opmerking dat de ons omringende landen onlangs ook tot (ingrijpende) wijziging van hun arbitragewet zijn overgegaan en dat de invloed van de Modelwet Arbitrage daarop groot is geweest (hierbij is te denken aan Duitsland dat de Modelwet heeft overgenomen en ook Engeland dat de invloed van de Modelwet heeft ondergaan).9 Gebleken is dat men ook in Frankrijk werkt aan een herziening van het arbitragerecht, terwijl de Franse regelingen voor nationale respectievelijk internationale arbitrage destijds model stonden voor de wijziging van vele arbitragewetten (met inbegrip van onze wet).10
In de derde plaats dient de herziening tot aansluiting bij een aantal belangrijke arbitragereglementen dat in de afgelopen jaren grondig is herzien. Hierbij is te denken aan de ICC Rules 1998 van de International Chamber of Commerce (Parijs) en de LCIA Rules 1998 van de London Court of International Arbitration. Ook het Nederlands Arbitrage Instituut heeft zijn arbitragereglement in 1998 grondig herzien, zulks met name betreffende de invoering van een arbitraal kort geding op de voet van artikel 1051 Rv.11 De wijzigingen, aldus de Toelichting op het ontwerp:
’(...) reflecteren een veranderd inzicht in het recht en praktijk van de nationale en internationale arbitrage. Ze betekenen ook dat, in sommige opzichten, bepalingen in deze reglementen op gespannen voet staan met de huidige bepalingen van de Nederlandse arbitragewet."12
Bij de voorstellen tot herziening van de arbitragewet is de opzet (nog steeds) dat de wettelijke regeling (ook van het arbitraal geding) vrij gedetailleerd is, zij het dat het aantal bepalingen van dwingend recht zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat voorts bepalingen die regelend recht vormen als fall back worden opgenomen. Partijen kunnen van laatstgenoemde bepalingen bij overeenkomst afwijken (zie 2.6). Zulks geschiedt overigens in de praktijk veelal met een referte aan een arbitragereglement. Voorts blijft de regeling monistisch, ofwel blijft één wettelijke regeling bestaan zowel voor nationale arbitrages in Nederland als voor internationale arbitrages in Nederland, dit in tegenstelling tot een dualistisch systeem waarbij separate regelingen bestaan voor de nationale respectievelijk voor de internationale arbitrage (zoals bijvoorbeeld het systeem van Frankrijk en Zwitserland) (zie 7.2.5).
Ook wordt speciaal aandacht besteed aan de consument als partij bij een arbitrageovereenkomst en als partij in een arbitraal geding. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de binding aan een arbitraal beding in algemene voorwaarden, de (wijze van de) samenstelling van het scheidsgerecht, de toegang tot — en de waarborgen in — het arbitraal geding (denk aan de openbare behandeling en uitspraak) en (in het verlengde daarvan) om de kosten van arbitrage (zie 10.4.2 en 10.4.5).13