Multilaterale Overeenkomst inzake commerciële rechten voor niet-geregelde luchtdiensten in Europa
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 21-08-1957
- Bronpublicatie:
30-04-1956, Trb. 1957, 137 (uitgifte: 19-09-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-08-1957
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-1956, Trb. 1957, 137 (uitgifte: 19-09-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1)
Indien enig geschil ontstaat tussen Overeenkomstsluitende Staten omtrent de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst, zullen zij het in de eerste plaats trachten op te lossen door onderlinge onderhandelingen.
2)
a)
Indien zij geen oplossing kunnen bereiken, kunnen zij overeenkomen om het geschil ter beslissing te verwijzen naar een scheidsgerecht of een scheidsrechter.
b)
Indien zij binnen een maand, nadat de ene Staat de andere Staat in kennis heeft gesteld van zijn voornemen zich te wenden tot zulk een scheidsrechterlijke autoriteit, niet tot overeenstemming kunnen komen omtrent het beginsel van een scheidsrechterlijke regeling, of indien zij binnen drie maanden na het tijdstip waarop zij zijn overeengekomen het geschil aan een scheidsrechterlijke uitspraak te onderwerpen niet tot overeenstemming kunnen komen omtrent de samenstelling van het scheidsgerecht of omtrent de persoon van de scheidsrechter, kan elke Overeenkomstsluitende Staat het geschil ter beslissing voorleggen aan de Raad van de Internationale Burgerlijke Luchtvaart Organisatie. Geen lid van de Raad kan deelnemen aan een stemming bij het onderzoek door de Raad van een geschil waarbij het partij is. Indien genoemde Raad niet bereid is het geschil in behandeling te nemen, kan elke betrokken Overeenkomstsluitende Staat het voorleggen aan het Internationale Gerechtshof.
3)
De Overeenkomstsluitende Staten nemen op zich, zich te houden aan iedere ingevolge lid 2) van dit artikel gegeven beslissing.
4)
Indien en zolang een Overeenkomstsluitende Staat in gebreke blijft zich te houden aan een ingevolge lid 2) van dit artikel gegeven beslissing, kunnen de andere Overeenkomstsluitende Staten ieder recht dat zij op grond van deze Overeenkomst aan hem hebben verleend beperken, onthouden of intrekken.