NJB 2020/238:Een gebruiksrecht van een vliegtuig wordt verkocht. De advocaat van de verkoper geeft instructies voor de betaling van de koopprijs. Overeenkomstig die instructies wordt de koopprijs niet aan de verkoper betaald, maar aan een vennootschap die aan de verkoper is gelieerd. De verkoper gaat failliet. De gelieerde partij biedt geen verhaal. De curator spreekt de advocaat aan. Is de advocaat aansprakelijk voor de schade die de verkoper en zijn gezamenlijke schuldeisers hebben geleden? De rechtbank overweegt bij tussenvonnis in bevestigende zin. In tussentijds appel overweegt het hof in ontkennende zin en wijst het de vordering af. Hoge Raad: 1. Beroepsaansprakelijkheid advocaat. Een advocaat hoeft bij zijn dienstverlening met betrekking tot een voorgenomen financiële transactie geen rekening te houden met mogelijke belangen van derden, tenzij hij uit de hem door de cliënt verschafte gegevens of de overige omstandigheden van het geval redelijkerwijs behoort af te leiden dat zodanige, gerechtvaardigde, belangen door de van hem gevraagde dienstverlening op onaanvaardbare wijze kunnen worden geschaad. Het antwoord op de vraag of een advocaat redelijkerwijs tot de conclusie moet komen dat zodanige situatie zich kan voordoen – hetgeen meebrengt dat hij dan onder omstandigheden nader onderzoek daarnaar zal moeten doen – is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De wetenschap dat de vennootschap waaraan de advocaat zijn diensten verleent financieel in zwaar weer verkeert, is daartoe op zichzelf niet voldoende. Tot de relevante omstandigheden behoort de inhoud en reikwijdte van de opdracht aan de advocaat. 2. Evocatie. De bevoegdheid van de appelrechter om, wanneer hij een tussenvonnis vernietigt, de zaak zelf af te doen wordt begrensd door de eisen van een goede procesorde en in het bijzonder door het beginsel van hoor en wederhoor. Daarbij is echter uitgangspunt dat partijen rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de appelrechter gebruik zal maken van bedoelde bevoegdheid en dat zij, voor zover de rechtsstrijd in hoger beroep daartoe aanleiding geeft, hun stellingen op het gebruik van die mogelijkheid dienen af te stemmen