BR 2019/67
Vertrouwensbeginsel. Meer de nadruk op hoe een uitlating bij een redelijk denkende burger overkomt en minder op wat het bestuursorgaan bedoelde.
ABRvS 29-05-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, m.nt. P.M.J. de Haan
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29 mei 2019
- Magistraten
Mrs. B.J. van Ettekoven, J.E.M. Polak en N. Verheij
- Zaaknummer
201802496/1/A1
- Noot
P.M.J. de Haan
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS73296:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2019:1694, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑05‑2019
- Wetingang
(Art. 8:12a Awb; art. 2.1, 2.3a Wabo)
Essentie
Vertrouwensbeginsel. Meer de nadruk op hoe een uitlating bij een redelijk denkende burger overkomt en minder op wat het bestuursorgaan bedoelde.
Samenvatting
Bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel moeten, zoals ook de staatsraad advocaat-generaal in paragraaf 3.8 van zijn conclusie (ECLI:NL:RVS:2019:896) toelicht, drie stappen worden doorlopen. De eerste is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. Doorgaans zal de uitlating en/of gedraging door een ambtenaar worden gedaan of worden verricht, maar dit kan ook gebeuren door anderen, bijvoorbeeld een wethouder of derden die door het bestuursorgaan worden ingeschakeld. Kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.