RvdW 2021/517:Nemo tenetur. Casus: opsporingsambtenaar komt bij verdachte aan de deur om hem te herinneren aan zijn betalingsverplichting, voortvloeiende uit eerdere veroordeling en dat bij niet-betaling aanhouding dreigt. Verdachte overhandigt de opsporingsambtenaar een cash geldbedrag, waarna hij uiteindelijk wordt vervolgd en veroordeeld wegens witwassen. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 5 juli 2011, RvdW 2011/948. Het oordeel van het hof dat geen sprake is van schending van het nemo tenetur beginsel is onjuist noch onbegrijpelijk. Daarbij neemt de HR in het bijzonder in aanmerking dat de mededeling van opsporingsambtenaar aan verdachte wel kan worden opgevat als een klemmende herinnering aan diens resterende verplichting tot betaling van schadevergoeding en de daarbij door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregel die bij niet-betaling kan leiden tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis, maar dat deze mededeling niet tot gevolg heeft dat verdachte werd gedwongen op dat moment een uit enig misdrijf afkomstig geldbedrag aan hem te overhandigen. Dat brengt mee dat het recht van verdachte om zichzelf niet te belasten niet van zijn betekenis is ontdaan. Volgt verwerping.