Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/14.4.5
14.4.5 De toepassing van de verwevenheidseisen in het geval van contractuele samenwerkingsverbanden
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS370541:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Gj. van Norden, Het concern in de BTW (diss.), Kluwer, Deventer, 2007, blz. 225 en Conclusie van A-G Van Hilten van 29 juli 2008, nr. 43 872, V-N 2008/47.20.
HR 22 februari 1989, nr. 25 068, BNB 1989/112.
HR 30 mei 1990, nr. 25 722, BNB 1990/241, r.o. 4.3.
Conclusie van A-G Van Hilten van 29 juli 2008, nr. 43 872, V-N 2008/47.20.
HR 22 februari 1989, nr. 25 068, BNB 1989/112.
Van verbondenheid in economisch opzicht is ook sprake indien de beoogde onderdelen van de fiscale eenheid zich richten op dezelfde potentiële klanten. Zie bijvoorbeeld: Hof 's-Gravenhage 15 maart 1995, nr. 92/1211, FED 1996/129.
Met “in hoofdzaak” wordt in de btw meer dan vijftig procent bedoeld, en niet – zoals in andere deelgebieden van het fiscale recht gebruikelijk is – meer dan zeventig procent bedoeld.
HR 22 februari 1989, nr. 25 068, BNB 1989/112.
HR 30 mei 1990, nr. 25 722, BNB 1990/241.
HR 22 april 2005, nr. 38 659, BNB 2005/230, FED 2005/121, HR 27 januari 2006, nr. 41 316, BNB 2006/312 en HR 9 juni 2006, nr. 42 426, BNB 2006/313.
Traditioneel worden in Nederland de verwevenheidseisen voor een fiscale eenheid btw afzonderlijk van elkaar beoordeeld. A-G Van Hilten pleit, in navolging van Van Norden, evenwel voor een “complexbenadering”.1 Vooralsnog moet echter op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad worden uitgegaan van een individuele beoordeling van de verwevenheidseisen. Aan de financiële verwevenheidseis bij kapitaalsvennootschappen is door de Hoge Raad de invulling gegeven dat ten minste de meerderheid van de aandelen – daaronder begrepen de zeggenschap – middellijk of onmiddellijk – in dezelfde handen moet zijn.2 Voor stichtingen wordt op basis van de rechtspraak van de Hoge Raad geëist dat de financiële positie en/of de financiële gedragingen van het ene lichaam rechtstreeks afhankelijk moeten zijn van, dan wel rechtstreeks van invloed moeten zijn op de financiële positie van het andere lichaam.3 Met betrekking tot de als entiteit (belastingplichtige) aan te merken contractuele samenwerkingsverbanden zijn nog niet expliciet criteria vastgesteld in de jurisprudentie. A-G Van Hilten is van mening dat de wijze waarop Nederland aan de eis van financiële verwevenheid bij andere rechtspersonen dan die met een in aandelen verdeeld kapitaal, op gespannen voet staat met art. 11 Btw-richtlijn (ex art. 4 lid 4 Zesde richtlijn).4 In deel IV, hoofdstuk 24, over personenvennootschappen ga ik hier nader op in. Voor wat betreft de eis van de economische verbondenheid geldt dat daarvan sprake is indien de activiteiten van de potentiële onderdelen van een fiscale eenheid in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van hetzelfde economische doel.5 Dat is het geval indien de potentiële onderdelen van de fiscale eenheid een gemeenschappelijke klantenkring bedienen6, of de activiteiten van het ene onderdeel in hoofdzaak7 ten behoeve van het andere onderdeel worden uitgeoefend. De eis van economische verwevenheid lijkt geen bijzondere moeilijkheden met zich meebrengen indien (één of meer van) de potentiële onderdelen als entiteiten aan te merken contractuele samenwerkingsverbanden zijn. Hetzelfde geldt met betrekking tot de eis van verbondenheid in organisatorisch opzicht. Van organisatorische verwevenheid is sprake, indien de potentiële onderdelen van een fiscale eenheid onder een gezamenlijke, althans als een eenheid functionerende, leiding staan, dan wel de leiding van het ene onderdeel feitelijk ondergeschikt is ten opzichte van die van de andere.8 Het moet gaan om feitelijke leiding, gegeven door dezelfde (groep van) personen.9 Volledigheidshalve merk ik op dat een beschikking van de inspecteur geen constitutief vereiste meer is voor de vorming van een fiscale eenheid.10