NJ 2019/312
Bewijs dat verdachte ‘ten tijde van’ het voorhanden krijgen van een gestolen drone wist dat deze door misdrijf was verkregen; geen aannemelijke verklaring.
HR 29-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:125, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 januari 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/02285
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS73163:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:125, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1234, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑12‑2017
- Wetingang
Art. 416 Sr
Essentie
Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van een gestolen drone, kon het hof oordelen dat hij ook ‘ten tijde van’ het voorhanden krijgen van die drone wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Samenvatting
Verdachte heeft een gestolen drone aan X. overhandigd. De verklaring van verdachte, die hij eerst ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, omtrent zijn rol bij de verkoop van de drone is niet aannemelijk geworden waardoor het niet anders kan dan dat hij wist dat de drone van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft daardoor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.