Hof 's-Hertogenbosch, 10-06-2008, nr. HD 103.001.529
ECLI:NL:GHSHE:2008:BQ3490, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
10-06-2008
- Zaaknummer
HD 103.001.529
- LJN
BQ3490
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2008:BQ3490, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 10‑06‑2008
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMAA:2004:AR1982
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY3126, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BV6689, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 10‑06‑2008
Inhoudsindicatie
Deskundigenonderzoek. C200500176/MA & R200600322/MA T1 18-04-2006 LJN AZ5033 C20000176/MA T2 27-11-2007 LJN BC4956 R200600322/MA E 05-02-2008 voorlopig getuigenverhoor LJN BQ3488
Partij(en)
rolnr. HD 103.001.529
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zevende kamer, van 10 juni 2008,
gewezen in de zaak van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
verder te noemen: de vrouw,
procureur: mr. W.A. de Vroom,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
verder te noemen: de man,
procureur: mr. L.H.M. Zonnenberg,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 18 april 2006, (22 mei 2007) en 27 november 2007 (en 5 februari 2008) in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder zaaknummer 78481/HA ZA 02-927 gewezen vonnis van 1 september 2004.
8. Het tussenarrest van 27 november 2007
Bij genoemd arrest is de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van aktes en is iedere verdere beslissing aangehouden.
9. Het verdere verloop van de procedure
Nadat bij aanvullend arrest van 5 februari 2008 het verzoek van de man tot het openstellen van cassatieberoep is afgewezen, heeft de vrouw een akte genomen, tevens houdende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De man heeft een antwoordakte genomen. Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
10. De verdere beoordeling
10.1.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
10.1.1.
De vrouw vraagt – kort samengevat – om een voorschot van € 400.000,-. De man heeft dit verzoek bestreden.
10.1.2.
Naar het oordeel van het hof bestaat er thans onvoldoende grond voor toewijzing van het verzoek. De vordering van de vrouw ad € 1.641.549,93 is gebaseerd op de stelling dat de man ten tijde van de financiële afwikkeling van het huwelijk tussen partijen over een groter vermogen beschikte dan hij heeft voorgewend. De man heeft de vordering van de vrouw betwist. Een deskundigenonderzoek van de zijde van het hof heeft nog niet plaatsgevonden. Daarbij komt dat de vrouw reeds een bedrag van fl. 1.750.000 (€ 794.115,38) heeft ontvangen. Tegen deze achtergrond acht het hof het verzoek prematuur.
10.2.
De deskundigenbenoemingen
10.2.1.
Het hof zal overeenkomstig hetgeen werd overwogen in rov. 6.7.4 en 6.7.5 van het tussenarrest van 27 november 2007 per peildatum ultimo juni 1998 de waarde van de ondernemingen en de aandelenportefeuille van de man laten taxeren. Eén deskundige volstaat.
10.2.2.
Tegenover de door de vrouw in geding gebrachte rapporten van [A.], [B.] en [C.] heeft de man zijnerzijds geen rapporten in geding gebracht die zijn visie kunnen ondersteunen. Bovendien heeft de man de brief van 10 december 1998 (productie 18 bij de inleidende dagvaarding) alleen in algemene bewoordingen betwist en bijvoorbeeld geen verklaringen van de ING-bank of zijn accountant overgelegd waaruit de valsheid van de brief zou kunnen blijken of waarin de in die brief opgenomen bedragen worden ontkracht. Noch heeft de man een overzicht van de aandelenportefeuille overgelegd. In het licht van een en ander is het hof van oordeel dat het voorschot voor de kosten van het onderzoek ten laste van de man dienen te komen.
10.2.3.
Nu de man zich niet kan vinden in de schatting van de waarde van de voormalige echtelijke woning ([adres] te [plaatsnaam]) zal het hof één deskundige benoemen ten einde die waarde per peildatum te taxeren. De man stelt nog wel dat ‘het hof niet heeft vastgesteld in hoeverre de woning sedert ultimo juni 1998 is verbouwd en welke gevolgen verbouwingen hebben gehad voor de prijsstijging’ maar daar staat tegenover dat de man de ‘verbouwingen’, zoal die hebben plaatsgehad niet heeft gesubstantieerd, bijvoorbeeld aan de hand van (ver)- bouwtekeningen en aannemingsovereenkomsten. Het hof zal er daarom voorshands van uitgaan dat geen andere werkzaamheden hebben plaatsgevonden dan het gebruikelijk onderhoud. De deskundige kan zich over eventuele verbouwingen een oordeel vormen. Bovendien zijn de verbouwingen van ná ultimo juni 1998 niet relevant want getaxeerd dient te worden naar de peildatum ultimo juni 1998. Het hof ziet geen aanleiding om het voorschot voor deze taxatie ten laste van de man te brengen. Dit zal gedragen dienen te worden door de vrouw.
10.2.4.
In zijn antwoordakte van 4 maart 2008 – waarop de vrouw nog niet heeft kunnen reageren - heeft de man het nog over een taxatie van de inboedel. Hij is bereid een opgave te doen van de inboedelgoederen. Het hof herinnert hem eraan dat de inleidende dagvaar ding dateert van 10 september 2002, bijna zes jaar geleden, zodat zijn aanbod wel erg laat komt. Bovendien had van hem verwacht mogen worden, dat als hij taxatie verlangde, hij die opgave al had gedaan. Daarbij komt dat aan het echtscheidingsconvenant een lijst is gehecht met daaraan waarden die zijn toegekend. De vrouw noch de man hebben gesteld dat deze lijst ondeugdelijk is. Tegen deze achtergrond ziet het hof vooralsnog af van een taxatie van de inboedelzaken.
10.3.
Onder aanhouding van iedere verdere beslissing, dient thans als volgt te worden beslist.
11. De uitspraak
Het hof:
11.1.
wijst af het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;
11.2.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in de rechtsoverwegingen 6.7.4 en 6.7.5 van het tussenarrest van 27 november 2007 geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer Ph.M. van Spaendonck,
[adres],
[plaatsnaam],
telnr. [telefoonnummer];
bepaalt dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in rechtsoverweging 10.2.3 van dit tussenarrest van 10 juni 2008 geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer L.C. Soro, makelaar,
Postbus [postbusnummer],
[plaatsnaam];
verzoekt de deskundigen elk een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof;
verzoekt de deskundigen tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt dat elk van de deskundigen eerst met het onderzoek zal aanvangen nadat de griffier heeft bericht dat het voorschot is ontvangen;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat het voorschot is ontvangen en dat met het onderzoek kan worden aangevangen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op het door de deskundige Van Spaendonck begrote bedrag van € 17.208,00 (incl. btw) en op het door de deskundige Soro begrote bedrag van € 2.082,50 (incl. btw), tenzij partij/ partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt; in dat geval zal het hof op het bezwaar/de bezwaren beslissen en de hoogte van het voorschot bepalen;
bepaalt dat de man eerstgenoemd voorschot binnen 4 weken na heden zal overmaken naar rekeningnummer 19.23.25.787 ten name van Arrondissement 536 ’s-Hertogenbosch, onder vermelding van ons kenmerk;
bepaalt dat de vrouw laatstgenoemd voorschot binnen 4 weken na heden zal overmaken naar rekeningnummer 19.23.25.787 ten name van Arrondissement 536 ’s-Hertogenbosch, onder vermelding van ons kenmerk;
verzoekt elk van de deskundigen, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest en de vorige tussenarresten aan de deskundigen zal toezenden;
bepaalt dat de man binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zal stellen en dat partijen alle door de deskundigen gewenste inlichtingen zal verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
benoemt mr. W.H.B. den Hartog Jager tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffie dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 november 2008 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van de vrouw;
houdt iedere verdere beslissing aan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 10 juni 2008.