HR, 15-02-2013, nr. 12/04839
ECLI:NL:HR:2013:BY9081
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-02-2013
- Zaaknummer
12/04839
- Conclusie
Mr M.H. Wissink
- LJN
BY9081
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY9081, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY9081
ECLI:NL:PHR:2013:BY9081, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY9081
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. Vrijwaring van makelaar door cliënt voor veilingkosten.
15 februari 2013
Eerste Kamer
12/04839
TT/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats], Israël,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J. Groen, thans mr. E.A.M. Brouwers-Bouwman,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak H 94.3301 van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 1997;
b. het arrest in de zaak 106.000.319/02 van het gerechtshof te Amsterdam van 10 juli 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De Procureur-Generaal M.H. Wissink heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op 15 februari 2013.
Conclusie 04‑01‑2013
Mr M.H. Wissink
Partij(en)
Rolnr. 12/04839
Mr M.H. Wissink
Zitting van 4 januari 2013
Conclusie inzake:
[Eiseres],
te [woonplaats] (Israël),
eiser tot cassatie
tegen
[Verweerder],
te [woonplaats],
verweerder in cassatie
1.
Bij dagvaarding van 9 oktober 2012 heeft eiseres tijdig cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 juli 2012. De middelen kunnen klaarblijkelijk niet tot cassatie leiden.
2.
Voor zover de middelen steunen op in feitelijke instanties aangevoerde stellingen zonder vermelding van de vindplaats(en) van die stellingen in de stukken van het geding, voldoen zij niet aan de daaraan te stellen eisen (HR 5 november 2010, LJN BN6196).
Middel I keert zich tegen een geenszins onbegrijpelijk oordeel. Blijkens rov. 3.4 van het bestreden arrest (op p. 7, midden) heeft de rechtbank vastgesteld dat [betrokkene 1] "geen leek was op het gebied van onroerende zaken" en blijkens rov. 3.11 werkten [betrokkene 1] en [verweerder] al langer samen. In dit licht en mede gezien de studie bouwkunde van [betrokkene 1] kon het hof tot zijn oordeel komen, waarbij in het midden kan blijven of deze studie na het kandidaatsexamen nog is voortgezet (in de MvG nrs. 2 en 8 wordt overigens door [eiseres] gesteld dat [betrokkene 1] een architectendiploma heeft). Blijkens rov. 3.4van het bestreden arrest (op p. 7, midden) heeft voorts de rechtbank (en niet het hof) een overweging gewijd aan de deskundigheid van [betrokkene 2]. Het middel maakt niet duidelijk dat en, zo ja, in welk verband [eiseres] een beroep heeft gedaan op de bedoelde productie 2.
Middel II mist feitelijke grondslag. Het hof niet heeft vastgesteld dat [betrokkene 3] de informatieplicht ernstig had geschonden of dat [verweerder] door een regeling te treffen met [betrokkene 3] de positie van [eiseres] verzwakte; het middel gaat voorts voorbij aan de in rov. 3.8 vastgestelde grondslag van de verplichting van [eiseres] om [verweerder] te 'vrijwaren'. Ten onrechte veronderstelt het middel, dat de mogelijkheid om verhaal te zoeken op in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen van [eiseres] redengevend was voor het oordeel in rov. 3.9.
Conclusie
De conclusie strekt ertoe dat het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a RO niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G