RvdW 2020/724:OM cassatie. Beklag, beslag ex art. 94 Sv op 23 auto’s onder klager t.z.v. verdenking van witwassen. Kennelijke oordeel van de rb. dat het voortduren van het beslag op 23 auto’s niet in overeenstemming is met de eis van proportionaliteit ontoereikend gemotiveerd. De rechter dient bij een toetsing van de proportionaliteit van het beslag blijk te geven van een zorgvuldige belangenafweging door aandacht te besteden aan de bijzonderheden van het geval. Dat betekent dat de rb. i.c. niet alleen dient te motiveren dat en waarom de handhaving van het beslag zou leiden tot het faillissement van het bedrijf van klager maar ook waarom door dat faillissement de persoonlijke belangen klager zwaarder dienen te wegen dan het strafvorderlijk belang bij handhaving van het beslag. De motivering van de rb. voldoet niet aan deze eisen. De rb. gaat er niet op in dat klager zijn naderend faillissement niet concreet heeft onderbouwd, waardoor het niet duidelijk is of dit er al aan zat te komen omdat hij sowieso naar eigen zeggen in financieel zwaar weer zat. Daarnaast heeft de OvJ aangevoerd dat het beslag niet disproportioneel is omdat de verdenking tegen klager eruit bestaat dat hij zijn onderneming is gestart met crimineel vermogen en het uitbouwen van deze onderneming en alle winsten die hier uit zijn voortgekomen als vervolgprofijt dienen te worden gezien. Van een concrete en zorgvuldige belangenafweging blijkt dan ook niet. Volgt vernietiging en terugwijzing v.zv. het de 23 auto’s betreft.