Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2004/107/EG betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht
Bijlage IV Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens en eisen ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen
Geldend
Geldend van 18-09-2015 tot 12-12-2026
- Redactionele toelichting
De bepalingen van deze wijziging moeten worden gelezen in samenhang met die van Verordening (EG) nr. 765/2008, met name wat de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties betreft, en voorzien niet in afwijkingen of uitzonderingen op die verordening.
- Bronpublicatie:
28-08-2015, PbEU 2015, L 226 (uitgifte: 29-08-2015, regelingnummer: 2015/1480)
- Inwerkingtreding
18-09-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-08-2015, PbEU 2015, L 226 (uitgifte: 29-08-2015, regelingnummer: 2015/1480)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
I. Kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens
De volgende kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens gelden als richtsnoer voor kwaliteitsborging.
Benzo(a)pyreen | Arseen, cadmium en nikkel | Andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik | Totale depositie | |
---|---|---|---|---|
— Onzekerheid | ||||
Vaste en indicatieve metingen | 50 % | 40 % | 50 % | 70 % |
Modellen | 60 % | 60 % | 60 % | 60 % |
— Minimale gegevensvastlegging | 90 % | 90 % | 90 % | 90 % |
— Minimaal bestreken tijd | ||||
Vaste metingen(1) | 33 % | 50 % | ||
Indicatieve metingen (1)(2) | 14 % | 14 % | 14 % | 33 % |
De onzekerheid (uitgedrukt met een betrouwbaarheidsniveau van 95 %) van de gebruikte methoden voor het beoordelen van luchtconcentraties zal beoordeeld worden in overeenstemming met de principes van de CEN-richtsnoeren voor de uitdrukking van de onzekerheid in metingen (ENV 13005-1999), de methodologie van ISO 5725:1994 en de richtsnoeren in CEN-rapport Air Quality — Approach to uncertainty estimation for ambient air reference measurement methods (CR 14377:2002E). De vermelde percentages voor onzekerheden zijn gegeven voor afzonderlijke metingen, gemiddeld over gangbare bemonsteringstijden, bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 %. De onzekerheid voor de metingen moet worden geïnterpreteerd als geldend in de omgeving van de toepasselijke streefwaarde. De vaste en indicatieve metingen moeten gelijkmatig over het jaar gespreid zijn om een vertekening van de resultaten te voorkomen.
In de eisen voor de minimale gegevensvastlegging en de minimaal bestreken tijd wordt geen rekening gehouden met het verlies van gegevens door de periodieke kalibratie of het normale onderhoud van de apparatuur. Bemonstering gedurende 24 uur is vereist voor het meten van benzo(a)pyreen en andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen. Met zorgvuldigheid kunnen individuele monsters die over een periode van maximaal een maand zijn genomen, worden gecombineerd en geanalyseerd als een samengesteld monster, mits de methode waarborgt dat de monsters voor die periode stabiel zijn. De drie congeneren benzo(j)fluorantheen, benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen kunnen analytisch moeilijk op te lossen zijn. In die gevallen kunnen zij als totaal worden gerapporteerd. De bemonstering moet gelijkmatig over de weekdagen en het jaar gespreid zijn. Voor het meten van deposities worden maandelijkse of wekelijkse monsternemingen gedurende het hele jaar aanbevolen.
De bepalingen inzake individuele monsters van de vorige alinea gelden ook voor arseen, cadmium, nikkel en totaal gasvormig kwik. Bovendien is het toegestaan deelmonsters te nemen met behulp van PM10-filters voor de bemonstering en analyse van metalen, mits bewijs wordt geleverd dat het deelmonster representatief is voor het geheel en dat de detectiegevoeligheid in overeenstemming is met de relevante doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens. PM10-bemonstering mag per week in plaats van per dag plaatsvinden op voorwaarde dat de kenmerken van de verzameling hierdoor niet worden aangetast.
De lidstaten mogen wet-only- in plaats van buikmonsterneming toepassen indien zij kunnen aantonen dat de verschillen daartussen binnen een marge van 10 % liggen. De deposities moeten in de regel worden gegeven als μg/m2 per dag.
De lidstaten mogen een minimaal bestreken tijd toepassen die lager is dan in de tabel is aangegeven, doch niet minder dan 14 % voor de vaste metingen en 6 % voor de indicatieve metingen bedraagt, mits zij kunnen aantonen dat de uitgebreide onzekerheid van 95 % voor het jaarlijkse gemiddelde, berekend uit de kwaliteitsdoelstellingen voor de gegevens in de tabel overeenkomstig ISO 11222:2002 — ‘Determination of the uncertainty of the time average of air quality measurements’, wordt nageleefd.
II. Eisen ten aanzien van luchtkwaliteitsmodellen
Wanneer voor de beoordeling een luchtkwaliteitsmodel wordt gebruikt, dienen verwijzingen naar de beschrijvingen van het model en gegevens inzake de onzekerheid te worden verzameld. De onzekerheid voor modellen wordt gedefinieerd als de maximale afwijking van de gemeten en berekende concentratieniveaus over een geheel jaar, waarbij geen rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop de gebeurtenissen zich voordoen.
III. Eisen ten aanzien van objectieve ramingstechnieken
Wanneer er objectieve ramingstechnieken worden gebruikt, mag de onzekerheid niet meer dan 100 % bedragen.
IV. Standaardisatie
Voor stoffen die in de PM10-fractie moeten worden geanalyseerd, verwijst het monstervolume naar de milieuvoorwaarden.
Voetnoten
Gespreid over het jaar met het oog op de representativiteit voor de diverse klimaatomstandigheden en antropogene activiteiten.
Gespreid over het jaar met het oog op de representativiteit voor de diverse klimaatomstandigheden en antropogene activiteiten.
Indicatieve metingen zijn metingen die met een beperkte regelmaat worden uitgevoerd, maar wel aan de andere doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens voldoen.