Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
7.1.3 Schuldig gebleven premies of inleg
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Voor het tijdstip van in aanmerking nemen van een lijfrentepremie of -inleg geldt in de eerste plaats het tijdstip van betaling. Daarnaast is relevant het tijdstip waarop de premie of inleg wordt verrekend, tenzij de verrekening leidt tot een schuldig gebleven bedrag (artikel 3.130, eerste lid, Wet IB 2001). Met deze laatste uitzondering heeft de wetgever beoogd te voorkomen dat er situaties ontstaan waarbij de premie of inleg voor de lijfrente niet daadwerkelijk van het vermogen van de belastingplichtige is overgegaan naar de financiële instelling. Met deze bepaling is niet beoogd de financiering met vreemd vermogen van een premie of inleg tegen te gaan als die financiering door een ander dan de financiële instelling plaatsvindt. Er is daarom alleen dan geen sprake van een tijdstip van in aanmerking nemen van een lijfrentepremie of -inleg als deze formeel of feitelijk wordt schuldig gebleven aan de financiële instelling waarbij de lijfrente is ondergebracht.