NJ 2024/191
Medeplegen poging tot doodslag. Erfgenamen van inmiddels overleden slachtoffer konden zich niet rechtsgeldig voegen in hoger beroep; toch geen cassatie.
HR 26-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:439, m.nt. A.J. Machielse
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 maart 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.E.M. Röttgering, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/01112
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
A.J. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS964230:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:439, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑03‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1183, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 19‑12‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑10‑2022
- Wetingang
Essentie
1. Toereikend bewijs van medeplegen van poging tot doodslag.
2. Erfgenamen van het inmiddels overleden slachtoffer konden zich niet rechtsgeldig voegen in hoger beroep. Geen cassatie, nu de schadevergoedingsmaatregel in stand blijft.
Vervolg op Hof Arnhem-Leeuwarden 24 maart 2022, NJFS 2022/278.
Samenvatting
- 1.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben het 79-jarige, in zijn woning slapende slachtoffer aan zijn polsen en enkels vastgebonden. Het slachtoffer werd daarop wakker en zag dat verdachte en de medeverdachte elk aan een zijde van zijn bed stonden, waarbij één van hen een mes in zijn hand had. Zowel verdachte als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.