Besluit regelen ontheffing functie militaire ambtenaren Koninklijke landmacht
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 07-06-1969
- Bronpublicatie:
02-06-1969, Stb. 1969, 231 (uitgifte: 05-06-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-06-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-1969, Stb. 1969, 231 (uitgifte: 05-06-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Defensie;
- b.
Militair:
- 1.
de officier, op wie het gestelde in artikel 81 A van de Wet bevordering en ontslag beroepsofficieren (Stb. 1954, 575) van toepassing is;
- 2.
de tot het reserve-personeel behorende officier van de landmacht, wiens vrijwillig dienstverband hem tot doorlopende werkelijke dienst verplicht;
- 3.
de beroepsmilitair beneden de rang van tweede-luitenant behorende tot de Koninklijke landmacht, op wie het gestelde in artikel 116 B van het Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht en der Koninklijke Luchtmacht (Stb. 1931, 378) van toepassing is;
- c.
laatstelijk genoten bezoldiging:
- 1e.
van de datum van ontheffing van de uitoefening van de functie als bedoeld in artikel 2, af tot aan het tijdstip, bedoeld onder 2e: de som van de bij het vaststellen van de pensioengrondslag in beschouwing te nemen inkomsten en baten — in geld uitgedrukt —, waarop de militair op de dag voorafgaande aan de hiervoren bedoelde datum aanspraak had of zou hebben gehad, met uitzondering van de geldswaarde van het emolument vrije geneeskundige behandeling;
- 2e.
van de datum af, waarop, indien de militair in dezelfde rang of stand en klasse zijn functie was blijven uitoefenen, de onder 1e bedoelde som een ander bedrag zou hebben belopen: dat andere bedrag.