Rb. Den Haag, 16-11-2015, nr. SGR 15/995, nr. SGR 15/1001, nr. SGR 15/1003, nr. SGR 15/1005, nr. SGR 15/1006
ECLI:NL:RBDHA:2015:13418, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
16-11-2015
- Zaaknummer
SGR 15/995
SGR 15/1001
SGR 15/1003
SGR 15/1005
SGR 15/1006
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2015:13418, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 16‑11‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2016:2398, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Geen afdrachtvermindering onderwijs startkwalificatie, omdat eiseres in geen enkel geval over een verklaring crebo-erkende opleiding beschikt.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 15/995, SGR 15/1001, SGR 15/1003, SGR 15/1005 en SGR 15/1006
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 november 2015 in de zaken tussen
[X] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. R. Vos),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [vestigingsplaats], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 27 juni 2014 aan eiseres opgelegd:
- -
een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 ten bedrage van € 166.958, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 41.739 (25% van de nageheven belasting). Voorts is € 20.668 aan heffingsrente in rekening gebracht (SGR 15/995);
- -
een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 ten bedrage van € 141.303, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 35.325 (25% van de nageheven belasting). Voorts is € 13.959 aan heffingsrente in rekening gebracht (SGR 15/1001);
- -
een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 ten bedrage van € 199.274, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 49.818 (25% van de nageheven belasting). Voorts is € 14.331 aan heffingsrente in rekening gebracht (SGR 15/1003);
- -
een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 ten bedrage van € 109.218, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 27.304 (25% van de nageheven belasting). Voorts is € 5.309 aan belastingrente in rekening gebracht (SGR 15/1005);
- -
een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 ten bedrage van € 35.710, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 8.927 (25% van de nageheven belasting). Voorts is € 668 aan belastingrente in rekening gebracht (SGR 15/1006).
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes alsmede de beschikkingen heffings- en belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2015. Namens eiseres zijn verschenen [persoon A], [persoon B], haar gemachtigde en [persoon C]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon D] en [persoon E].
Overwegingen
Feiten
1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit het aan het werk helpen van voormalig uitkeringsgerechtigden.
2. Eiseres heeft in haar loonaangiften over de jaren 2009 tot en met 2013 voor vierhonderd werknemers de afdrachtvermindering onderwijs startkwalificatie (afdrachtvermindering startkwalificatie) toegepast. Voorts heeft eiseres voor één werkneemster in de loonaangifte voor onder meer de maanden augustus tot en met oktober 2013 de afdrachtvermindering onderwijs beroepspraktijkvorming beroepsbegeleidende leerweg (afdrachtvermindering BBL) toegepast. Op 2 augustus 2013 heeft deze werkneemster haar MBO-diploma personeelsadministratie behaald.
3. Op grond van een in december 2013 bij eiseres ingesteld boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres de afdrachtvermindering startkwalificatie voor de jaren 2009 tot en met 2013 alsmede de afdrachtvermindering BBL voor de maanden augustus tot en met oktober 2013 ten onrechte heeft toegepast en heeft hij de hiervoor genoemde naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een definitief controlerapport van 2 juni 2014.
Geschil
4. In geschil of eiseres recht heeft op de afdrachtvermindering startkwalificatie voor de jaren 2009 tot en met 2013 en op de afdrachtvermindering BBL voor de maand augustus 2013. Voorts is in geschil of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
Afdrachtverminderingen startkwalificatie en BBL
5. Op eiseres rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op de afdrachtvermindering startkwalificatie. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
6. Een inhoudingsplichtige die de afdrachtvermindering startkwalificatie in de loonaangifte wilt toepassen dient op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (de Wet), onder meer te beschikken over een verklaring van een gecertificeerde onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 12aa, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering (een zogenoemde verklaring crebo-erkende opleiding). Niet in geschil is dat eiseres voor geen van haar vierhonderd medewerkers over een verklaring crebo-erkende opleiding beschikt.
Omdat het bezit van die verklaring een constitutief vereiste vormt voor toepassing van de afdrachtvermindering startkwalificatie, heeft eiseres reeds hierom daarop geen recht (zie Hoge Raad 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1043). Dat, zo eiseres heeft gesteld, wel degelijk aan de materiële opleidingsvereisten zou zijn voldaan, doet hieraan niet af.
7. Ook de stelling van eiseres dat verweerder tijdens het boekenonderzoek een ondeugdelijke deelwaarneming heeft uitgevoerd omdat hij de uitkomsten ervan heeft geëxtrapoleerd, faalt. Zoals hiervoor is overwogen, beschikte eiseres ter zake van al haar werknemers niet over de verklaring crebo-erkende opleiding. Dit is conform de uitkomst van het onderzoek. De door eiseres bij haar nadere stuk van 2 oktober 2015 overgelegde beroepspraktijkvormingsovereenkomsten maken dit niet anders, omdat die, nog daargelaten dat eiseres hierop niet als werkgever staat vermeld, niet de betreffende verklaringen behelzen. Van een schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur is geen sprake.
8. Van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol behorend bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is evenmin sprake. De wetgever is met deze regeling niet buiten de hem toekomende ruime beoordelingsmarge getreden. Eiseres heeft haar stelling dat sprake zou zijn van een individuele buitensporige last niet nader onderbouwd.
9. Ook voor wat betreft de afdrachtvermindering BBL slaagt eiseres niet in de op haar rustende bewijslast. Deze aftrekpost is blijkens artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Wet enkel van toepassing in het geval de werknemer de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg volgt. Nu de desbetreffende werkneemster op 2 augustus 2013 haar diploma heeft behaald, heeft zij in die maand geen opleiding als in vorenbedoelde zin gevolgd. Eiseres komt dan ook niet voor de afdrachtvermindering BBL in aanmerking.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd.
Vergrijpboetes
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat het aan grove schuld van eiseres te wijten is dat zij te weinig belasting heeft betaald. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de toepasselijke wet- en regelgeving op het punt van de afdrachtverminderingen dermate duidelijk is geformuleerd dat eiseres op grond hiervan op de hoogte kon zijn van de constitutieve vereisten die voor de toepassing ervan gelden.
Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat zij materieel aan de voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering startkwalificatie heeft voldaan en dat sprake is van een pleitbaar standpunt, kan zij hierin niet worden gevolgd. Noch uit het verhandelde ter zitting, noch uit de gedingstukken volgt dat eiseres heeft kunnen veronderstellen dat de verklaring crebo-erkende opleiding niet vereist was om hiervoor in aanmerking te komen. Aangezien eiseres ondanks het ontbreken van die verklaringen de afdrachtvermindering startkwalificatie heeft toegepast en zij tevens afdrachtvermindering BBL heeft geclaimd over een periode waarin door de desbetreffende werkneemster geen opleiding meer werd gevolgd, heeft eiseres dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan grove schuld van eiseres is te wijten dat te weinig belasting is betaald. Van afwezigheid van alle schuld is geen sprake. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot dat oordeel kunnen leiden.
12. Ook in hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, zoals de maatschappelijke rol van eiseres, ziet de rechtbank geen aanleiding om de boetes te vernietigen of te matigen.
13. Gelet op het vorenstaande zijn de vergrijpboetes terecht opgelegd. De rechtbank acht de opgelegde boetes gelet op de ernst van de beboetbare feiten en de omstandigheden van het geval passend en geboden.
Heffingsrente/belastingrente
14. Eiseres heeft tegen de in rekening gebrachte heffings- en belastingrenten geen gronden ingebracht. Nu de beroepsgronden tegen de naheffingsaanslagen geen doel treffen, blijven de beschikkingen heffings- en belastingrente in stand.
Slotsom
15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en mr. dr. N. Djebali, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2015.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.