Besluit actuele waarde
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 27-07-2005
- Redactionele toelichting
Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Wet van 16-07-2005, Stb. 377.
- Bronpublicatie:
14-06-2005, Stb. 2005, 321 (uitgifte: 28-06-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-07-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2005, Stb. 2005, 378 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
1.
Indien financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, komt daarvoor in aanmerking de marktwaarde. Indien niet direct een betrouwbare marktwaarde voor de financiële instrumenten is aan te wijzen, wordt de marktwaarde benaderd door deze:
- a.
af te leiden uit de marktwaarde van zijn bestanddelen of van een soortgelijk instrument indien voor de bestanddelen ervan of voor een soortgelijk instrument wel een betrouwbare markt is aan te wijzen; of
- b.
te benaderen met behulp van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en waarderingstechnieken.
2.
Passiva worden slechts tegen de actuele waarde gewaardeerd indien zij:
- a.
financiële instrumenten zijn die deel uitmaken van de handelsportefeuille;
- b.
afgeleide financiële instrumenten zijn; of
- c.
verzekeringsverplichtingen of pensioenverplichtingen zijn.
3.
Waardering tegen de actuele waarde is niet toegestaan voor:
- a.
tot de vervaldag aangehouden niet-afgeleide financiële instrumenten, behoudens beleggingen van verzekeringsmaatschappijen als bedoeld in artikel 442 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- b.
door de rechtspersoon verstrekte leningen of te innen vorderingen die geen deel uitmaken van de handelsportefeuille of van de beleggingen van verzekeringsmaatschappijen, bedoeld in artikel 442 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- c.
belangen in dochtermaatschappijen, in deelnemingen als bedoeld in artikel 389 lid 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in rechtspersonen waarin wordt deelgenomen volgens een onderlinge regeling tot samenwerking, door de rechtspersoon uitgegeven eigenvermogensinstrumenten, overeenkomsten die een eventuele inbreng in het kader van een samenwerking tussen ondernemingen behelzen, en andere financiële instrumenten met zodanig specifieke kenmerken dat verslaggeving over deze instrumenten volgens de algemeen aanvaarde praktijk niet tegen de actuele waarde dient te geschieden; en
- d.
financiële instrumenten waarvan de actuele waarde met toepassing van het eerste lid niet betrouwbaar kan worden vastgesteld; zij worden tegen de verkrijgingsprijs gewaardeerd.
4.
Een grondstoffencontract dat elk der partijen het recht geeft op afwikkeling in contanten of in enig ander financieel instrument, wordt als afgeleid financieel instrument beschouwd, tenzij:
- a.
het grondstoffencontract werd gesloten en duurzaam dient ten behoeve van de verwachte inkoopbehoeften, verkoopbehoeften of gebruiksbehoeften van de rechtspersoon;
- b.
het grondstoffencontract bij het sluiten voor het in onderdeel a bedoelde doel werd bestemd; en
- c.
aangenomen mag worden dat de afwikkeling van het grondstoffencontract zal geschieden door levering van de grondstof.
5.
Activa of passiva waarvan de risico's afgedekt zijn of zijn geweest door transacties als bedoeld in artikel 384 lid 8 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen worden gewaardeerd met inbegrip van de waardeveranderingen als bedoeld in dat lid.