NJF 2023/385
Consumentenrecht. Prejudiciële vraag aan de Hoge Raad. Kan de handelaar na vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 6:230v lid 3 BW aanspraak maken op een vergoeding?
Rb. Rotterdam 12-05-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:4049
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
12 mei 2023
- Magistraten
Mr. M. Fiege
- Zaaknummer
8963920 CV EXPL 21-1168
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBROT:2023:4049, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 12‑05‑2023
ECLI:NL:RBROT:2023:2090, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 03‑03‑2023
- Wetingang
Art. 6:210, 6:230v BW; art. 8 lid 2 Richtlijn 2011/83/EU
Essentie
Consumentenrecht. Prejudiciële vraag aan de Hoge Raad. Kan de handelaar na vernietiging van de overeenkomst op grond van artikel 6:230v lid 3 BW aanspraak maken op een vergoeding?
Redactie: Omdat tussen rechters verschil van inzicht bestaat over de precieze rechtsgevolgen van vernietiging van een overeenkomst door een consument op grond van artikel 6:230v lid 3 BW, stelt de kantonrechter daarover een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad.
Samenvatting
Een consument die zich via een website heeft ingeschreven voor de opleiding tot doktersassistent, heeft een deel van het leergeld onbetaald gelaten. De kantonrechter oordeelt dat uit wijze waarop het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.