HR 23 december 2003, nr. 00158/03, ECLI:NL:HR:2003:AL6161 en Hof ’s-Hertogenbosch 1 juli 2014, nr. 20-001389-13, ECLI:NL:GHSHE:2014:2341; Hof ’s-Hertogenbosch 2 augustus 2016, nr. 20-003276-12, ECLI:NL:GHSHE:2016:3347; Hof ’s-Hertogenbosch 21 november 2017, nr. 20-001923-16, ECLI:NL:GHSHE:2017:5149 en Hof ’s-Hertogenbosch 21 november 2017, nr. 20-001924-16, ECLI:NL:GHSHE:2017:5150.
Hof 's-Hertogenbosch, 11-09-2019, nr. 20-002142-16
ECLI:NL:GHSHE:2019:3314
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-09-2019
- Zaaknummer
20-002142-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:3314, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑09‑2019; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NLF 2019/2154 met annotatie van Sara Verkaik
Uitspraak 11‑09‑2019
Inhoudsindicatie
Fiscale fraudezaak. Loonheffingen in de uitzendbranche. Vrijspraak van het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften loonheffing, omdat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte naar ’s hofs oordeel kwalificeren als het medeplegen van het valselijk opmaken van de aangiften loonheffing en zij niet de kwaliteit van aangifteplichtige bezit. Veroordeling voor het medeplegen van het valselijk opmaken van een loonadministratie (feit 2) en het valselijk opmaken van aangiften loonheffing (feit 3 subsidiair), in eendaadse samenloop gepleegd. Overwegingen over de kwaliteit van aangifteplichtige voor de loonheffing, het medeplegen, de rol van de verdachte in de constellatie van de bewezenverklaarde strafbare feiten, de wijze waarop de zaken tegen haar medeverdachten zijn afgedaan en de overschrijding van de redelijke termijn. De fiscale fraudekamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis waarvan € 3.000,00 subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-002142-16
Uitspraak : 11 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 1 juli 2016 in de strafzaak met parketnummer 03-995504-09 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1975,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 1454,91 gram hennep en/of 313,88 gram hasjiesj. De rechtbank heeft het onder feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd’ (feit 2) en ‘medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd’ (feit 3 primair), de verdachte deswege strafbaar verklaard en haar te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. Bij herstelvonnis van 11 juli 2016 is de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 13 juli 2016 is het hoger beroep namens de verdachte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordelingen door de rechtbank ter zake van hetgeen onder feit 2 en feit 3 aan de verdachte ten laste is gelegd. Het hoger beroep is niet gericht tegen hetgeen onder feit 1 aan de verdachte ten laste is gelegd en waarvan zij is vrijgesproken, zodat alleen de feiten 2 en 3 ter beoordeling aan het hof voorliggen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
2.zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2004 tot en met 31 mei 2005 en/of in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 6 mei 2009 in de gemeente Leusden en/of in de gemeente Sittard-Geleen en/of in de gemeente Rotterdam en/of in de gemeente Bergen op Zoom en/of in de gemeente Breda en/of in de gemeente Roosendaal, (in elk geval) in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met [Uitzendbureau 1] B.V. en/of (een) ander(en), althans alleen, (telkens) de (loon)administratie van [Uitzendbureau 1] B.V. (telkens) – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of [Uitzendbureau 1] B.V. en/of haar (andere) mededader(s), (telkens) valselijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – (telkens) (een deel van) de/het uitbetaalde lo(o)n(en) niet in de (loon)administratie van [Uitzendbureau 1] B.V. opgenomen en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen verwerken, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift (die (loon)administratie), als echt en onvervalst te gebruiken
en/of
(telkens) tezamen en in vereniging met [Uitzendbureau 2] en/of (een) ander(en), althans alleen, (telkens) de (loon)administratie van [Uitzendbureau 2] B.V., (telkens) – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst en/of heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of [Uitzendbureau 2] B.V. en/of haar (andere) mededader(s), (telkens) valselijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – (telkens) (een deel van) de/het uitbetaalde lo(o)n(en) niet in de (loon)administratie van [Uitzendbureau 2] B.V. opgenomen en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen verwerken, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift (die (loon)administratie), als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
3.zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met en met 4 februari 2009 in de gemeente Leusden en/of in de gemeente Meerssen en/of in de gemeente Amersfoort en/of in de gemeente Rotterdam en/of in de gemeente Maastricht en/of in gemeente Heerlen en/of in de gemeente Sittard-Geleen, en/of in de gemeente Apeldoorn (AH-49), (in elk geval) in Nederland,tezamen en in vereniging met [Uitzendbureau 2] B.V. en/of met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte(n) loonheffing(en) (ten name gesteld van [Uitzendbureau 2] B.V. (sofinummer [sofi-nummer] (L01)) (AH-49)over het aangiftetijdvak 8, 2007 en/ofover het aangiftetijdvak 13, 2007 en/ofover het aangiftetijdvak 7, 2008 en/ofover het aangiftetijdvak Dec. 2008
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben laten doen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op/in de/het voorgenoemde (telkens) bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Amersfoort en/of te Heerlen en/of te Apeldoorn en/of (in elk geval) in Nederland ingediende aangifte(n) loonheffing(en) van [Uitzendbureau 2] B.V. over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of doen opgeven, en/of (telkens) in deze aangifte(n) (een) lager(e) bedrag(en) aan lo(o)n(en) op te (doen) nemen dan daadwerkelijk aan loon werd betaald, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat (telkens) te weinig belasting werd geheven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met en met 4 februari 2009 in de gemeente Leusden en/of in de gemeente Meerssen en/of in de gemeente Amersfoort en/of in de gemeente Rotterdam en/of in de gemeente Maastricht en/of in gemeente Heerlen en/of in de gemeente Sittard-Geleen, en/of in de gemeente Apeldoorn (AH-49), (in elk geval) in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met [Uitzendbureau 2] B.V. en/of met (een) ander(en), althans alleen (telkens) opzettelijk (een) aangifte(n) loonheffing(en) (ten name gesteld van [Uitzendbureau 2] B.V.) (sofinummer [sofi-nummer] (L01)) (AH-49)over het aangiftetijdvak 8, 2007 en/ofover het aangiftetijdvak 13, 2007 en/ofover het aangiftetijdvak 7, 2008 en/ofover het aangiftetijdvak Dec. 2008(telkens) – zijnde voornoemde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot het bewijs van enig feit te dienen – (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk/in strijd met de waarheid in de voorgenoemde aangifte(n) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of doen opgeven en/of (telkens) in deze aangifte(n) (een) lager(e) bedrag(en) aan lo(o)n(en) opgenomen en/of doen opnemen dan daadwerkelijk aan loon werd betaald, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of (telkens) door (een) ander(en) te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 3 primair ten laste gelegde
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 3 primair aan haar ten laste is gelegd terecht ter zake van het (mede)plegen van het opzettelijk indienen van aangiften loonheffing ten name van [Uitzendbureau 2] B.V.
Het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, is strafbaar gesteld bij artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De norm van deze wetsbepaling richt zich op degene die de kwaliteit van belastingplichtige bezit.
Het hof stelt vast dat de tenlastelegging is toegesneden op de feitelijkheid dat ‘zij (…) tezamen en in vereniging met [Uitzendbureau 2] B.V. en/of met (een) ander(en), althans alleen (…) aangifte(n) loonheffing(en) (ten name gesteld van [Uitzendbureau 2] B.V.) (…) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan’. De verweten gedraging, al dan niet in vereniging gepleegd, ziet aldus in de kern op het doen van de aangiften loonheffing.
Het hof stelt voorop dat de verdachte slechts als pleger van het ten name van [Uitzendbureau 2] B.V. onjuist doen van de aangiften loonheffing kan worden aangemerkt, indien de verdachte degene was die tot het doen van die aangiften gehouden was. Van dat laatste kan alleen sprake zijn als de verdachte (zelf) is uitgenodigd tot het doen van aangifte.1.Uit het procesdossier komt naar voren dat [Uitzendbureau 2] B.V. als inhoudingsplichtige voor de loonheffing is uitgenodigd tot het doen van aangiften loonheffing. Niet is gebleken dat de verdachte (eveneens) is uitgenodigd tot het doen van de in de tenlastelegging bedoelde aangiften. Mitsdien kan zij niet worden aangemerkt als pleger van het onjuist doen van die aangiften.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat een deel van de aan de uitzendkrachten (al dan niet contant) uitbetaalde lonen niet in de loonadministratie van [Uitzendbureau 2] B.V. werd opgenomen. De loongegevens in deze aldus valselijk opgemaakte loonadministratie dienden als basis voor de gedane aangiften loonheffing. De verdachte wist dat slechts een deel van het loon van de uitzendkrachten werd opgenomen in de loonadministratie en heeft die te lage lonen ingevoerd in het boekhoudprogramma Flexservice. Vervolgens heeft zij via dat programma, naar eigen zeggen ‘met één druk op de knop’, de aangiften loonheffing ten name van [Uitzendbureau 2] B.V. ingediend bij de Belastingdienst.
Weliswaar kan slechts degene aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt het misdrijf van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen plegen, doch dit sluit niet uit dat een ander dit strafbaar feit in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht kan medeplegen. De bijdrage van de verdachte in de constellatie van de door [Uitzendbureau 2] B.V. begane belastingfraude bestaat naar het oordeel van het hof echter juist uit het onterecht niet opnemen van de juiste loonbedragen in het programma Flexservice, waarop de (elektronische) aangiftebiljetten zijn gebaseerd, zoals onder feit 3 subsidiair aan de verdachte ten laste is gelegd. Die gedragingen vonden plaats in de fase voorafgaand aan het door de aangifteplichtige [Uitzendbureau 2] B.V. doen van de aangiften loonheffing. Dat de verdachte ‘met één druk op de knop’ heeft bewerkstelligd dat de in het programma Flexservice opgenomen onjuiste gegevens één op één zijn overgenomen in de aangiften loonheffing die bij de Belastingdienst zijn ingediend, maakt dat – in aanmerking genomen dat zij niet de kwaliteit van aangifteplichtige bezit – niet anders. De verdachte was werkzaam voor [Uitzendbureau 2] B.V. als zzp’er en zij heeft dan ook niet voor de B.V. opgetreden als werknemer. Gelet op het vorenstaande kan de verdachte niet als medepleger van het opzettelijk onjuist doen van aangiften loonheffing worden aangemerkt.
Nu de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte naar ’s hofs oordeel kwalificeren als het medeplegen van het valselijk opmaken van de aangiften loonheffing en zij voorts niet de kwaliteit van aangifteplichtige bezit, zal het hof de verdachte vrijspreken van hetgeen onder feit 3 primair aan haar ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.zij op tijdstippen in de periode van 15 oktober 2004 tot en met 31 mei 2005 en in de periode van 1 april 2007 tot en met 6 mei 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens de loonadministratie van [Uitzendbureau 1] B.V. – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders, telkens valselijk in strijd met de waarheid een deel van de uitbetaalde lonen niet in de loonadministratie van [Uitzendbureau 1] B.V. opgenomen en verwerkt en/of doen opnemen en verwerken, zulks telkens met het oogmerk om die loonadministratie als echt en onvervalst te gebruiken
en
tezamen en in vereniging met anderen, telkens de loonadministratie van [Uitzendbureau 2] B.V., – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders, telkens valselijk in strijd met de waarheid een deel van de uitbetaalde lonen niet in de loonadministratie van [Uitzendbureau 2] B.V. opgenomen en verwerkt en/of doen opnemen en verwerken, zulks telkens met het oogmerk om die loonadministratie als echt en onvervalst te gebruiken;
3.zij op tijdstippen in de periode van 1 april 2007 tot en met en met 4 februari 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk een aangifte loonheffing ten name gesteld van [Uitzendbureau 2] B.V.over het aangiftetijdvak 8, 2007 enover het aangiftetijdvak 13, 2007 enover het aangiftetijdvak 7, 2008 enover het aangiftetijdvak Dec. 2008– zijnde geschriften die bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededaders valselijk/in strijd met de waarheid in de voorgenoemde aangiften telkens lagere bedragen aan lonen opgenomen en/of doen opnemen dan daadwerkelijk aan loon werd betaald, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – aangevoerd dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie (feit 2) en het opmaken van de aangiften loonheffing (feit 3 subsidiair) van onvoldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van het tenlastegelegde medeplegen. De verdachte was in de visie van de verdediging geen onmisbare schakel, maar slechts een van de vele vervangbare administratieve krachten binnen de ondernemingen van [Uitzendbureau 1] B.V. en [Uitzendbureau 2] B.V.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.2.
In opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] is op 19 mei 2003 de Luxemburgse vennootschap [Luxemburgse vennootschap] S.A. opgericht.3.Op 22 oktober 2004 heeft [Luxemburgse vennootschap] S.A. een franchiseovereenkomst gesloten met [Uitzendbureau 1] B.V., welke vennootschap uitzendbureaus exploiteerde in Breda, Bergen op Zoom, Roosendaal, Maastricht en Emmen.4.Het hoofdkantoor van [Uitzendbureau 1] B.V. was gevestigd in Leusden. De franchiseovereenkomst gaf [Luxemburgse vennootschap] S.A. het recht om in Nederland onder de naam [Uitzendbureau 1] uitzendbureaus te exploiteren. Door [Luxemburgse vennootschap] S.A. zijn twee uitzendbureaus opgestart onder die naam. Deze uitzendbureaus werden gevestigd in Geleen en Rotterdam.5.
De loonadministratie, bestaande uit de uitbetaling van de lonen aan de uitzendkrachten, de afdracht van premies/loonheffingen en de facturatie van verloonde uren, werd tegen een vergoeding door [Uitzendbureau 1] B.V. uitgevoerd. De gegevens ten behoeve van de loonadministratie van de uitzendkrachten (zoals het aantal gewerkte uren, het uurloon en de onkostenvergoedingen) moesten worden ingevoerd in het boekhoudprogramma Flexservice. Dit programma berekende automatisch de loonkosten en maakte salarisspecificaties aan. Met het programma Flexservice werden eveneens de aangiften loonheffing gedaan.6.
Op 19 mei 2006 werd [Uitzendbureau 2] B.V. opgericht.7.Per 1 juli 2006 zijn de bedrijfsactiviteiten van [Uitzendbureau 1] B.V. overgenomen door [Uitzendbureau 2] B.V. De vestigingen van [Uitzendbureau 1] in Rotterdam, Roosendaal en Breda werden opgeheven en de uitzendkrachten in dienst bij de vestiging in Geleen werden ondergebracht bij [Uitzendbureau 2] B.V.8.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat met de uitzendkrachten die door de uitzendbureaus in Geleen en Rotterdam te werk werden gesteld afspraken werden gemaakt over het netto te ontvangen uurloon. Deze uurlonen waren beduidend hoger dan het bruto-uurlonen die in de loonadministratie van [Uitzendbureau 1] B.V. werden verwerkt.9.Op deze wijze werd een brutomarge gerealiseerd. Deze brutomarge werd door [Uitzendbureau 1] B.V. gestort op de Luxemburgse10.of Nederlandse bankrekening11.van [Luxemburgse vennootschap] S.A. Het geld dat op de Luxemburgse bankrekening werd gestort, werd door [Luxemburgse vennootschap] S.A. grotendeels overgeboekt naar haar Nederlandse bankrekening.12.Van die bankrekening werden vervolgens in de periode van 26 november 2004 tot 21 juli 2006 betalingen gedaan aan de uitzendkrachten die in dienst waren bij de uitzendbureaus in Geleen en Rotterdam. Bij die overboekingen werd telkens de omschrijving ‘Reis-onkostv. week [nummer]’ vermeld.13.Het hof is met de rechtbank van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de conclusie geen andere kan zijn dan dat deze door [Luxemburgse vennootschap] S.A. uitgekeerde reis- en onkostenvergoedingen in werkelijkheid uitgekeerd zwart loon betrof.
Ten tijde van de exploitatie van de uitzendbureaus door [Uitzendbureau 2] B.V. (per 1 juli 2006) werd eenzelfde constructie gehanteerd. Tot 16 februari 2007 werd immers aan uitzendkrachten die in dienst waren bij [Uitzendbureau 2] B.V. in de periode van 21 juli 2006 tot en met 16 februari 2007 door [Luxemburgse vennootschap] S.A. per bank zwart loon uitbetaald onder de noemer reis- en onkostenvergoeding.14.Na 16 februari 2007 veranderde deze werkwijze in die zin dat het zwarte loon niet meer door [Luxemburgse vennootschap] S.A. werd overgeboekt naar de bankrekeningen van de uitzendkrachten, maar contant werd uitbetaald.15.
De verdachte heeft bij gelegenheid van haar verhoor door de FIOD verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de eigenaar was van de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. en van [Uitzendbureau 2] B.V. [medeverdachte 1] bemoeide zich met de dagelijkse gang van zaken en maakte samen met directeur [medeverdachte 2] de loonafspraken met de uitzendkrachten.De verdachte heeft voorts verklaard dat zij al sinds 2002 werkzaamheden verrichtte voor de uitzendbureaus van medeverdachte [medeverdachte 1] . In 2002/2003 heeft zij in opdracht van [medeverdachte 1] een bestand gemaakt in het programma Acces waarmee gemakkelijk het verschil uitgerekend kon worden tussen het loon van de uitzendkrachten dat in de loonadministratie werd verwerkt en het loon dat op basis van de afspraken in werkelijkheid moest worden uitgekeerd aan de uitzendkrachten. Dit bestand werd ook gebruikt bij de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. en [Uitzendbureau 2] B.V.Het Acces-bestand bestond uit een aantal kolommen, waarin verschillende gegevens konden worden ingevoerd. In de kolom ‘Netto loon 40’ werd het afgesproken netto-uurloon van de uitzendkrachten ingevuld. Dit loon werd in werkelijkheid aan de uitzendkracht uitgekeerd. In de kolom ‘Salaris per bank’ werd het loon van de uitzendkrachten ingevuld dat – na invoering in Flexservice – was opgenomen in de loonadministratie. Deze bedragen werden door de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. per bank uitbetaald aan de uitzendkrachten. De geldbedragen die in de kolom ‘Verschil’ stonden vermeld, werden via de Nederlandse bankrekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A. aan de uitzendkrachten uitbetaald. Deze betalingen werden in opdracht van [medeverdachte 1] door [administratief medewerkster] verricht. Bij het overboeken van deze loonbedragen moest [administratief medewerkster] de omschrijving ‘onkostenvergoeding’ vermelden. De geldbedragen die via de Nederlandse bankrekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A. werden overgeboekt naar de uitzendkrachten, werden niet ingevoerd in Flexservice en dus ook niet verwerkt in de loonadministratie van de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. of [Uitzendbureau 2] B.V.De gegevens die werden ingevoerd in het Acces-bestand, werden in beginsel allemaal bewaard. [medeverdachte 2] vond echter dat het mogelijk moest zijn om deze gegevens na drie weken te vervangen. Om dat mogelijk te maken heeft de verdachte, op verzoek van [medeverdachte 2] , een ‘Mickey Mouse-knop’ in het Acces-bestand laten installeren. Met die knop kon de tabel ‘Uren’ worden leeggemaakt.De verdachte heeft voorts verklaard dat zij, naast bovengenoemde werkzaamheden, ook nog andere werkzaamheden heeft verricht voor de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. en [Uitzendbureau 2] B.V. Bij de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. heeft zij de urenbriefjes en de uurlonen van de van de uitzendkrachten ingevoerd in het programma Flexservice. Dit werk heeft zij tot juni 2005 verricht voor de uitzendbureaus van [Uitzendbureau 1] B.V. in Geleen en Rotterdam. In juni 2005 is zij gestopt met deze werkzaamheden vanwege de geboorte van haar dochter. In september 2007 is zij vervolgens weer aan de slag gegaan in het bedrijf van [medeverdachte 1] , dat inmiddels was ondergebracht bij de vennootschap [Uitzendbureau 2] B.V. In deze periode vervulde zij een andere functie dan indertijd bij de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. Bij [Uitzendbureau 2] B.V. hield zij zich voornamelijk bezig met de boekhouding en de loonadministratie, waarvoor zij ook geschoold is. Ook verzorgde zij de aangiften loonbelasting. Deze aangiften werden op basis van de in het programma Flexservice ingevoerde loongegevens gegenereerd. Het indienen van de aangiften loonbelasting werd ook gedaan met behulp van het programma Flexservice.
De verdachte heeft ten slotte verklaard dat vanaf 2007 bij [Uitzendbureau 2] B.V. het loon van de uitzendkrachten deels contant werd uitbetaald. De contante betalingen werden wel af en toe als kilometervergoeding geboekt in het kasboek, zodat daarmee naar buiten toe kon worden verantwoord dat de vennootschap zoveel geld contant in kas had. Volgens de verdachte heeft [medeverdachte 2] dit plan bedacht.16.
De verdachte heeft ten overstaan van het hof haar eerder bij de FIOD afgelegde verklaring bevestigd. Daaraan heeft zij toegevoegd dat zij ten tijde van het tenlastegelegde al haar bedenkingen had bij de constructie waarbij uitzendkrachten via [Luxemburgse vennootschap] S.A. een deel van hun salaris kregen uitbetaald. Ook heeft zij aanvullend verklaard dat zij wist dat er geen uitzendkrachten van [Uitzendbureau 1] B.V. en/of [Uitzendbureau 2] B.V. in Luxemburg werkten.17.
Het hof stelt op grond van het vorenoverwogene vast dat de loonadministratie van de franchisevestigingen van [Uitzendbureau 1] B.V. en van [Uitzendbureau 2] B.V. valselijk is opgemaakt door een deel van de uitbetaalde lonen (het zwarte loon onder de noemer ‘Reis-onkostv. week [nummer]’) niet daarin op te nemen. Doordat voorts telkens lagere bedragen aan lonen in de aangiften werden opgenomen dan daadwerkelijk aan loon werd betaald, zijn naar het oordeel van het hof de in de tenlastelegging genoemde aangiften loonheffing eveneens valselijk opgemaakt. Dat geschiedde in eendaadse samenloop met het valselijk opmaken van de loonadministratie van [Uitzendbureau 2] B.V., aangezien de aangiften loonheffing automatisch werden gegenereerd aan de hand van de in het boekhoudprogramma Flexservice ingevoerde (onvolledige) loonadministratiegegevens.
Het hof komt, anders dan de verdediging, maar met de rechtbank en de advocaat-generaal, tot het oordeel dat de verdachte voornoemde feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De werkzaamheden van de verdachte bij [Uitzendbureau 1] B.V. bestonden uit het invoeren van de uurlonen en urenbriefjes van de uitzendkrachten in het boekhoudprogramma Flexservice, waarmee de lonen werden geadministreerd. In de periode dat de verdachte werkzaam was voor [Uitzendbureau 2] B.V. deed zij de boekhouding en de loonadministratie. Ook maakte zij de aangiften loonheffing op middels het programma Flexservice.
Voornoemde werkzaamheden heeft de verdachte telkens in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] verricht. Op diens instigatie heeft de verdachte ook een toepassing vervaardigd, waarmee gemakkelijk het verschil uitgerekend kon worden tussen het loon van de uitzendkrachten dat via Flexservice in de loonadministratie werd opgenomen en het overeengekomen nettoloon dat in werkelijkheid aan de uitzendkrachten moest worden uitgekeerd. Dit bestand is gebruikt om te kunnen berekenen welk deel van het loon niet in de loonadministratie terecht mocht komen, om het vervolgens onder het mom van reis- en onkostenvergoedingen aan de uitzendkrachten uit te betalen.
Uit haar eigen verklaringen volgt dat de verdachte daadwerkelijk wist dat slechts een deel van het loon van de uitzendkrachten werd opgenomen in de loonadministratie. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de nettolonen nooit hoger kunnen zijn dan de brutolonen, hetgeen binnen de door [Uitzendbureau 1] B.V. en [Uitzendbureau 2] B.V. gehanteerde constructie wel het geval was. Onder voormelde omstandigheden en mede haar boekhoudkundige achtergrond in aanmerking genomen, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof minstgenomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat ook de aangiften loonheffing, die op basis van de loonadministratie werden opgemaakt, niet juist konden zijn.De verdachte, die steeds op het kantoor van de vennootschappen aanwezig was toen de tenlastegelegde handelingen werden gepleegd, heeft zich aldus ten gronde bezig gehouden met het valselijk opmaken van de loonadministratie en het valselijk opmaken van de aangiften loonheffing. Het hof acht in dit verband tevens van belang dat de verdachte, die gedurende lange tijd als zelfstandige zonder personeel werkzaam was voor de vennootschappen en wetenschap had van de onjuistheid van de loonadministratie, geen vragen heeft gesteld aan haar leidinggevenden en zich op geen enkel daartoe geëigend tijdstip heeft gedistantieerd van de strafbare handelingen.
Het hof is mitsdien van oordeel dat de materiële bijdrage van de verdachte aan het bewezen verklaarde van voldoende gewicht is geweest, waarbij zij nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , [Uitzendbureau 1] B.V. en/of [Uitzendbureau 2] B.V. Dat het ontduiken van loonheffing op de wijze zoals hiervoor is vermeld al een bestaande praktijk was op het moment dat de verdachte startte met haar werkzaamheden voor [Uitzendbureau 1] B.V., zoals door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep nog ten verwere is aangevoerd, maakt dat niet anders.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat/die bewezenverklaarde feit(en), waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen het onder feit 2 en feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 2 en onder feit 3 ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
de eendaadse samenloop van:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het valselijk opmaken van een loonadministratie en het valselijk opmaken van aangiften loonheffingen. De verdachte heeft gedurende enkele jaren werkzaamheden verricht voor twee uitzendbureaus. Het met de uitzendkrachten afgesproken netto uurloon werd echter slechts ten dele opgenomen in de loonadministratie, die als grondslag diende voor de aangiften loonheffingen. Het deel van het loon dat niet in de loonadministratie werd verwerkt, werd – via een bankrenking van een Luxemburgse vennootschap – als ‘reis- en onkostenvergoeding’ per bank of contant uitgekeerd aan de uitzendkrachten. Feitelijk betrof het echter zwart uitbetaald loon, waarover geen loonheffingen werden afgedragen. Door deze geraffineerde constructie heeft de Staat der Nederlanden aanzienlijke belastinginkomsten misgelopen. Ook is hierdoor aan bonafide uitzendbureaus, die wel aan hun wettelijke belastingverplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 juni 2019, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat zij directeur-grootaandeelhouder is van een vennootschap in de uitzendbranche, getrouwd is, twee minderjarige dochters heeft en woont in een koopwoning.
Het hof heeft in het kader van de straftoemeting tevens de rol van de verdachte in de constellatie van de bewezenverklaarde strafbare feiten in ogenschouw genomen, alsmede de wijze waarop de zaken tegen haar medeverdachten zijn afgedaan. Allereerst stelt het hof vast dat de verdachte als zzp’er in ondergeschiktheid ten opzichte van haar opdrachtgevers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] administratieve werkzaamheden heeft verricht. De verdachte heeft, anders dan de directeuren van [Uitzendbureau 1] B.V. en [Uitzendbureau 2] B.V., geen financieel voordeel uit de strafbare feiten genoten. Daarnaast komt uit een brief van de officier van justitie aan de rechtbank van 12 mei 2016 naar voren dat de strafzaak tegen directeur [medeverdachte 2] is getransigeerd door betaling van een geldboete van € 5.000,00 en het verrichten van een taakstraf voor de duur van 120 uren. De strafzaken tegen [Uitzendbureau 1] B.V. en [Uitzendbureau 2] B.V. zijn geseponeerd. De directe collega’s van de verdachte op de afdeling administratie zijn niet door het Openbaar Ministerie vervolgd.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een geldboete ter hoogte van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest overeenkomstig de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van voormelde geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft voorts te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat de verdachte eerst op 13 mei 2009 door de FIOD is verhoord. De rechtbank heeft op 1 juli 2016 vonnis gewezen. Vervolgens is namens de verdachte op 13 juli 2016 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 11 september 2019 – einduitspraak. Het tijdsverloop tussen het begin van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het wijzen van het vonnis door de rechtbank bedraagt 7 jaren en bijna 1,5 maand. Voor wat betreft de behandeling in hoger beroep heeft te gelden dat de duur daarvan ongeveer 3 jaren en bijna 2 maanden bedraagt.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel de onderhavige zaak omvangrijk en complex van aard is en de verdediging zich heeft aangesloten bij de in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] gedane onderzoekswensen, welke onderzoekswensen de rechtbank heeft gehonoreerd, is het hof van oordeel dat die redenen niet het gehele tijdsverloop verklaren.
Resumerend stelt het hof vast dat telkens einduitspraak is gedaan na het verstrijken van twee jaren. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met 5 jaren en bijna 1,5 maand overschreden. In hoger beroep is sprake van een overschrijding van 1 jaar en bijna 2 maanden. Het hof zal de totale overschrijding in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting en wel in die zin dat het hof zal bepalen dat een deel van de op te leggen geldboete, namelijk een bedrag groot € 3.000,00, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Met oplegging van deze deels voorwaardelijke geldboete wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 3.000,00 (drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. drs. P. Fortuin, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. E.G.M. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 11 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑09‑2019
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het overzichtsproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Arnhem, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, dossiernummer 43013, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met daarin gerelateerde bijlagen met doorgenummerde dossierpagina’s 1-5336.
Uittreksel uit het handelsregister van de Luxemburgse Kamer van Koophandel, p. 1054-1056; Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 192.
Franchiseovereenkomst tussen [Uitzendbureau 1] B.V. en [Luxemburgse vennootschap] S.A., p. 1057-1058; Schermafdruk van de website van [Uitzendbureau 1] B.V., p. 1586.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 393 en 397.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 392.
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 1603.
Brief van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 1377.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 637-640 en p. 642; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 603-607. Vgl. de salarisspecificaties van de uitzendkrachten, waarop een lager brutoloon is vermeld: p. 1245-1252 ( [getuige 2] ), p. 1519-1521 ( [getuige 3] ), p. 1072 ( [getuige 4] ), p. 1173 ( [getuige 5] ) en p. 1213 ( [getuige 6] ).
Overzicht van overboekingen van [Uitzendbureau 1] B.V. naar de Luxemburgse rekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A., p. 4409, 4647 en 4715-4717.
Overzicht van overboekingen van [Uitzendbureau 1] B.V. naar de Nederlandse rekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A., p. 4715.
Overzicht van overboekingen van de Luxemburgse rekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A. naar de Nederlandse rekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A., p. 4389, 4390, 4562-4567, 4753 en 4754.
Overzicht van overboekingen van de Nederlandse rekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A. naar de uitzendkrachten, p. 4372-4388, 4411-4561 en 4649-4714.
Overzicht van overboekingen van de Nederlandse rekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A. naar de uitzendkrachten, p. 4779-4812 en 4979-4984.
Contante opnamen van de Nederlandse bankrekening van [Luxemburgse vennootschap] S.A., p. 5157-5206; Proces-verbaal van verhoor getuige [administratief medewerkster] , p. 627-628; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 637-640 en p. 642; Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 603-607.
Processen-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 429-430, p. 433-436, p. 439-441, p. 444-445, p. 449-450 en p. 453-457.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .