Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/6.1.1
6.1.1 Inleiding
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS399279:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarvoor Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. bij de art. 700-710 en bij de art. 718-723; Oudelaar, Recht halen, 2000, § 107-* 126 (algemene bepalingen en conservatoir beslag) en § 129 (conservatoir derdenbeslag); Vademecum Executie en Beslag (Ynzonides), 2001, § 2.1-* 2.2.2 (algemene bepalingen) en (Van Oven), § 8.2 (conservatoir derdenbeslag); Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 245 (algemene bepalingen) en nr. 248 (conservatoir derdenbeslag); Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 355-358 (algemene regels) en p. 359-360 (conservatoir derdenbeslag); Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, § 13.7 (conservatoir beslag, waarvan de nrs. 441-445 inzake conservatoir derdenbeslag); zie ook nog Jansen, Executie- en beslagrecht, 1990, p. 302-312 (algemene opmerkingen) en p. 374-385 (onder derden); H.A. Stein, Beslag en executie, 2002, p. 25 e.v.
Zie daarvoor Pari. Gesch. Wijz. Rv, p. 307-320 (MvT lnv. bij de art. 700-710) en p. 325-328 (MvT lnv. bij de art. 718-723).
Zie A.F. Vos de Wael, Conservatoir arrest onder derden (diss. Leiden), 1856; zie daarover ook § 2.2.3.
385. Alvorens in hoofdstuk 7 de met ingang van 1 januari 1992 ingrijpend gewijzigde regeling van het cumulatief derdenbeslag te bespreken (art. 478) is het dienstig om in dit hoofdstuk eerst de op bepaalde onderdelen eveneens vrij ingrijpend gewijzigde regeling van het conservatoir (derden)beslag te bespreken. Om twee redenen is voor deze volgorde gekozen. In de eerste plaats omdat, afgezien van de regeling van het cumulatief beslag, het derdenbeslag als zodanig reeds uitvoerig in de hoofdstukken 3, 4 en 5 in zijn belangrijkste kenmerken, gevolgen en problemen behandeld is. De bespreking van het conservatoir derdenbeslag kan daarop naadloos aansluiten, nu dit beslag niet wezenlijk verschilt van het executoriaal derdenbeslag, waarvan het immers als het ware de 'voortrein' vormt. Dit vindt ook zijn bevestiging in het feit dat de wetgever het conservatoir derdenbeslag in een zestal korte bepalingen (art. 718-723) heeft weten te regelen. In de tweede plaats is voor deze volgorde gekozen, omdat het de mogelijkheid biedt bij de bespreking van het cumulatief derdenbeslag tevens het conservatoir derdenbeslag, en met name de gevolgen daarvan voor een eerder of daarna gelegd executoriaal derdenbeslag te betrekken. De samenloop van - soms gedurende lange tijd liggende - conservatoire en executoriale derdenbeslagen, komt in de praktijk immers veelvuldig voor.
Het conservatoir derdenbeslag kan - naast de regeling van het executoriaal derdenbeslag - vanzelfsprekend niet los worden gezien van de wettelijke regeling van het conservatoir beslag in het algemeen. Ontkomen zal dan ook niet kunnen worden aan bespreking van de relevante bepalingen van Boek 3, Titel 4, eerste afdeling (art. 700-710). Deze artikelen behelzen de 'algemene bepalingen' die voor elk conservatoir beslag gelden. Voor deze - enigszins globale en beschrijvende - bespreking zal in belangrijke mate worden gesteund op de gangbare handboeken1, de parlementaire geschiedenis2 en de - overigens nog steeds betrekkelijk schaarse - jurisprudentie van de Hoge Raad. Daarnaast is er wel veel lagere rechtspraak van met name de kort gedingrechter die hierna, waar nodig, aan de orde zal komen. Ook met betrekking tot het conservatoir beslag ontbreekt bij ons een werkelijk diepgaande bespreking van de materie in het algemeen en van de afzonderlijke beslagsoorten in het bijzonder. Vermelding verdient hier echter nog wel - zij het meer curiositeithalve - de in 1856 van de hand van Vos de Wael verschenen dissertatie over conservatoir derdenbeslag.3 Die wetenschappelijke bewerking van het beslag- en executierecht is en blijft in ons land stiefmoederlijk bedoeld.