NJ 2023/344
Ne bis in idem. Opiumwetdelicten. Het oordeel van het hof dat geen sprake is van hetzelfde feit is niet begrijpelijk. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.
HR 14-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1559
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 november 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, C. Caminada, T.B. Trotman
- Zaaknummer
21/04033
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS932988:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1559, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑11‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:812, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2022
- Wetingang
Art. 68 Sr
Essentie
Ne bis in idem. De verdachte wordt vervolgd voor het vervoeren van cocaïne in een verborgen ruimte in een auto. Hij is eerder vervolgd voor het verrichten van voorbereidingshandelingen voor (onder meer) het vervoeren van cocaïne, door het voorhanden hebben van een auto met daarin een verborgen ruimte. Het oordeel van het hof dat geen sprake is van hetzelfde feit, is niet begrijpelijk, aangezien de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen niet zodanig verschillen dat niet sprake is van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in artikel 68 Sr.
Samenvatting
In zaak A is de verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.