Wet van 17 november 2011, Stb. 2011, 546 (i.w.tr. 1 april 2012). Kamerstukken 32 319. Zie Bleichrodt/Vegter, Sanctierecht, 2013, p. 269-273 en H.J.B. Sackers, ‘De nieuwe maatregel van het rechterlijk gebieds-of contact verbod’, Sancties 2012, p. 119-126. Een voorstel tot wijziging van de maatregel in twee opzichten is aanhangig: toevoeging van een gebiedsverbod en, naar aanleiding van een motie van Oskam, verlenging van de duur tot vijf jaar. Bij de behandeling in de Eerste Kamer heeft de VVD-fractie de vraag naar de noodzaak van de wijziging gesteld. Zie Kamerstukken I, 2014-2015, 33882, B, p.2.
HR, 06-10-2015, nr. 14/05034
ECLI:NL:HR:2015:2916
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2015
- Zaaknummer
14/05034
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2916, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1783, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1783, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:2916, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑03‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2015/432 met annotatie van
SR-Updates.nl 2015-0437
Uitspraak 06‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Vrijheidsbeperkende maatregel, art. 38v Sr. Uit de tekst en wetsgeschiedenis van art. 38v.1 sub 1° of 2° Sr volgt dat de vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten. Uit ’s Hofs overweging blijkt dat het bij zijn veroordeling van verdachte t.z.v. openlijke geweldpleging de vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd ter voorkoming van strafbare feiten en dat het daarbij acht heeft geslagen op een eerdere veroordeling van verdachte t.z.v. openlijke geweldpleging. Daarmee heeft het Hof de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/05034
CB/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 september 2014, nummer 23/002036-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (hierna: vrijheidsbeperkende maatregel).
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 22 april 2012 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, de Arena Boulevard, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een tot nu toe onbekend gebleven persoon, welk geweld bestond uit
- het geven van een kopstoot aan die onbekende persoon en
- het slaan tegen het hoofd van die onbekende persoon en
- het schoppen tegen het hoofd van die onbekende persoon."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. Het dictum van de bestreden uitspraak houdt voorts, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van één jaar zich in de periode tussen 3 uur voor aanvang en 3 uur na afloop van voetbalwedstrijden gespeeld door de betaald voetbalorganisatie AJAX in het kader van enige door de KNVB, een internationale voetbalbond, AJAX of derden georganiseerde wedstrijd, niet zal ophouden in het gebied rondom de Amsterdam Arena, één en ander zoals aangegeven op de als bijlage aan het arrest gehechte plattegrond.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel overwogen:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het Hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. (...)
Ten aanzien van de gevorderde maatregel overweegt het hof dat verdachte en zijn mededaders op de Arena Boulevard aanwezig waren in de hoedanigheid van Ajaxsupporter. Ook is de verdachte al eerder veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een maatregel van na te melden omvang een passende en geboden reactie vormt ter voorkoming van strafbare feiten rondom voetbalwedstrijden van Ajax in de Arena."
2.3.1.
Art. 38v Sr luidde ten tijde van het bewezenverklaarde:
"1. Ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten kan een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak:
1°. waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
2°. waarbij overeenkomstig artikel 9a wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd.
2. De maatregel kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen:
a. zich niet op te houden in een bepaald gebied,
b. zich te onthouden van contact met een bepaalde persoon of bepaalde personen,
c. zich op bepaalde tijdstippen te melden bij de daartoe aangewezen opsporingsambtenaar.
3. De maatregel kan voor een periode van ten hoogste twee jaren worden opgelegd.
4. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
5. Het bevel, bedoeld in het vierde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.
6. De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd."
2.3.2.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel (rechterlijk gebieds- of contactverbod), Stb. 2011, 546, in werking getreden op 1 april 2012, houdt onder meer in:
"4. Gevallen waarin de maatregel kan worden toegepast
4.1
Algemene toepasbaarheid maatregel
In de praktijk doen zich strafbare feiten voor waarbij niet kan worden volstaan met geldboetes, taakstraffen of (lichte) vrijheidsstraffen, maar waar gerichte maatregelen nodig zijn om de omgeving te beschermen. Het kan hier gaan om situaties van aanhoudende overlast doordat personen strafbare feiten plegen die de leefbaarheid in bepaalde wijken aantast of om verdachten die - bijvoorbeeld bij bepaalde voetbalwedstrijden of tijdens het uitgaan - bij herhaling vernielingen aanrichten of openlijk geweld plegen. Tevens kan het gaan om een verdachte van een strafbaar feit, bijvoorbeeld eenvoudige mishandeling, die ernstig belastend gedrag jegens het slachtoffer of een getuige vertoont. In dergelijke situaties moet voorkomen worden dat de getuige of het slachtoffer ongevraagd op hinderlijke wijze met de verdachte dreigt geconfronteerd te worden. Zoals aan de orde is gesteld in het spoeddebat over het bericht dat Eindhoven een pedoseksueel niet mag weren (Handelingen II 2009/10, blz. 3665-3674), zijn ook buiten deze gevallen situaties denkbaar waarin de rechtsorde door het gedrag van verdachte dusdanig geschokt is dat het gewenst is dat de rechter een gerichte vrijheidsbeperkende maatregel kan opleggen. Om die reden wordt - mede op grond van het advies van het openbaar ministerie - voorgesteld de sanctie niet te beperken tot bepaalde in de wet omschreven gevallen maar deze algemeen toepasbaar te maken. Het wordt aan het oordeel van de strafrechter overgelaten in welke concrete gevallen een wijkverbod, contactverbod of meldplicht een passende sanctie is. De toepassing van de maatregel wordt wel beperkt door het wettelijk omschreven doel van de maatregel: de beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van strafbare feiten. Dit betekent dat de rechter de maatregel alleen kan opleggen indien hij oordeelt dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend naar personen toe zal gedragen."
(Kamerstukken II 2010-2011, 32 551, nr. 3, p. 6 en 7)
2.4.1.
Uit het voorgaande volgt dat de vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge art. 38v, eerste lid onder 1° of 2°, Sr kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van het - opnieuw - begaan van strafbare feiten.
2.4.2.
Uit de hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging blijkt dat het Hof bij zijn veroordeling van de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging de vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd ter voorkoming van strafbare feiten en dat het daarbij acht heeft geslagen op een eerdere veroordeling van de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging. Daarmee heeft het Hof de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2015.
Conclusie 30‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Vrijheidsbeperkende maatregel, art. 38v Sr. Uit de tekst en wetsgeschiedenis van art. 38v.1 sub 1° of 2° Sr volgt dat de vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten. Uit ’s Hofs overweging blijkt dat het bij zijn veroordeling van verdachte t.z.v. openlijke geweldpleging de vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd ter voorkoming van strafbare feiten en dat het daarbij acht heeft geslagen op een eerdere veroordeling van verdachte t.z.v. openlijke geweldpleging. Daarmee heeft het Hof de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel toereikend gemotiveerd.
Nr. 14/05034 Zitting: 30 juni 2015 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 23 september 2014 het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 24 april 2013 waarbij verdachte is veroordeeld ter zake van ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’ bevestigd behalve -voor zover hier van belang- ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan. Het Gerechtshof heeft verdachte een taakstraf van 100 uren (te vervangen door 50 dagen hechtenis) met aftrek als bedoeld in de artt. 27 en 27a Sr volgens de gebruikelijke maatstaf en een (aanstonds nog nader te omschrijven) maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (te vervangen door 7 dagen hechtenis) opgelegd.
2. Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt over de motivering van de vrijheidsbenemende maatregel.
4. Het dictum van het Hof houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van één jaar zich in de periode tussen 3 uur voor aanvang en 3 uur na afloop van voetbalwedstrijden gespeeld door de betaald voetbalorganisatie AJAX in het kader van enige door de KNVB, een internationale voetbalbond, AJAX of derden georganiseerde wedstrijd, niet zal ophouden in het gebied rondom de Amsterdam Arena, één en ander zoals aangegeven op de als bijlage aan het arrest gehechte plattegrond.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.”
5. Onder ‘Oplegging van straf en maatregel’ heeft het Hof, voor zover van belang, de volgende overwegingen opgenomen.
“Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk zonder enige aanleiding gewelddadig heeft gedragen op een drukbezochte locatie. Dergelijk handelen op de openbare weg draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid bij de vele omstanders.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 augustus 2014 is de verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder onherroepelijk veroordeeld wegens openlijke geweldpleging.
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een taakstraf voor de duur als gevorderd door de advocaat-generaal passend en geboden.
Ten aanzien van de gevorderde maatregel overweegt het hof dat verdachte en zijn mededaders op de Arena Boulevard aanwezig waren in de hoedanigheid van Ajaxsupporter. Ook is de verdachte al eerder veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een maatregel van na te melden omvang een passende en geboden reactie vormt ter voorkoming van strafbare feiten rondom voetbalwedstrijden van Ajax in de Arena.”
6. De zogenaamde vrijheidsbeperkende maatregel is geregeld in art. 38v Sr1.dat als volgt luidt:
“1. Ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten kan een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd bij de rechterlijke uitspraak:
1°. waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
2°. waarbij overeenkomstig artikel 9a wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd.
2. De maatregel kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen:
a. zich niet op te houden in een bepaald gebied,
b. zich te onthouden van contact met een bepaalde persoon of bepaalde personen,
c. zich op bepaalde tijdstippen te melden bij de daartoe aangewezen opsporingsambtenaar.
3. De maatregel kan voor een periode van ten hoogste twee jaren worden opgelegd.
4. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
5. Het bevel, bedoeld in het vierde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.
6. De maatregel kan tezamen met straffen en andere maatregelen worden opgelegd.”
7. Bij de invoering van de nieuwe maatregel is de vraag gesteld of aan de maatregel wel behoefte bestaat, naast de bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke veroordeling (art. 14c Sr) en de gedragsaanwijzing van de officier van justitie (art. 509hh Sv). Hoe dan ook leert een korte verkenning van de feitenrechtspraak op rechtspraak.nl, dat de maatregel zeer beperkt lijkt te worden toegepast. In de rechtspraak van de Hoge Raad vond ik tot half mei 2015 nog geen arresten over de voorwaarden voor of het bereik van de maatregel.
8. De maatregel wordt naar de bewoordingen van het eerste lid van art. 38v Sr opgelegd ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.2.Uit de motivering van de oplegging van de maatregel door het Hof blijkt dat het Hof de maatregel heeft opgelegd ter voorkoming van strafbare feiten en daarbij gewezen heeft op een eerdere veroordeling ter zake van openlijke geweldpleging. De wet kent geen bijzondere voorschriften inzake de motivering van de oplegging van de maatregel en dat betekent dat de maatregel toereikend is gemotiveerd.
9. De steller van het middel bepleit op basis van de wetgeschiedenis3.nadere motivering van de maatregel. Ik citeer uit de schriftuur waartoe dat volgens de steller van het middel leidt:
“Om tot herhalingsgevaar te kunnen concluderen is meer informatie nodig, zoals informatie over de aard van het geweld, het gedrag van rekwirant en zijn mededaders en (de reden van) hun aanwezigheid ter plekke. Deze informatie ontbreekt thans. Nu uit de stukken bovendien niet duidelijk is of de openlijke geweldpleging waarvoor rekwirant op 20 mei 2010 is veroordeeld enig verband houdt met voetbal gerelateerd geweld dan wel de plek waar het onderhavige strafbare feit is gepleegd, kan aan die veroordeling evenmin de verwachting worden ontleend, ook niet in combinatie met het feit dat rekwirant als Ajax-supporter aanwezig was op de Arena-boulevard, dat het strafbare gedrag zich zal herhalen en dat de opgelegde maatregel dienstig zal kunnen zijn tot het voorkomen van strafbare feiten en slachtoffers binnen het gebied en gedurende de termijn waarvoor de maatregel is gegeven.”
10. Uit de memorie van toelichting blijkt, zoals de steller van het middel terecht betoogt, op enkele plaatsen wanneer oplegging van de maatregel aangewezen wordt geacht. Dat is echter iets anders dan dat de rechter gehouden is in zijn motivering steeds minutieus en gedetailleerd tot uitdrukking te brengen op welke gronden de opgelegde maatregel berust. Indien een dergelijke, niet op de tekst van de wet gebaseerde, eis zou worden gesteld zou dat overigens ook een wanverhouding meebrengen tussen de eisen die worden gesteld aan de vormgeving van de vrijheidsbeperking in het kader van de bijzondere voorwaarden en de eisen die gelden in het kader van de in art. 38v Sr vervatte maatregel. Ik wijs erop dat het geval dat in de onderhavige zaak aan de orde is uitdrukkelijk genoemd wordt in de memorie van toelichting (p. 7-8): ”(…) of om verdachten die –bijvoorbeeld bij bepaalde voetbalwedstrijden (…) - bij herhaling vernielingen aanrichten of openlijk geweld plegen.” En verderop: “Om die reden (…) wordt voorgesteld de maatregel niet te beperken tot bepaalde in de wet omschreven gevallen, maar deze algemeen toepasbaar te maken. Het wordt aan het oordeel van de rechter overgelaten in welke concrete gevallen een wijkverbod, contactverbod of meldplicht een passende sanctie is.”
11. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende overweging. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑06‑2015
Zie voor kanttekeningen bij de formulering: Sanctierecht, a.w., p. 271/272.
Kamerstukken II, 2010-2011, 32551, nr. 3, p. 7 en 8.
Beroepschrift 16‑03‑2014
De Hoge Raad der Nederlanden
Griffienummer: S 14/05034
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
in de zaak van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1961 en wonende aan de [adres] te [postcode] [woonplaats], rekwirant van cassatie van een hem betreffende uitspraak van het gerechtshof Amsterdam d.d. 23 september 2014.
Rekwirant van cassatie dient hierbij het navolgende middel in:
Middel:
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd, waarvan niet-naleving met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen. In het bijzonder zijn de artikelen 38v Sr, 350, 358, 359 en 415 Sv geschonden, doordat het gerechtshof heeft verzuimd de oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid genoegzaam te motiveren. Meer in het bijzonder zijn de overwegingen dat ‘verdachte en zijn mededaders op de Arena Boulevard aanwezig waren in de hoedanigheid van Ajaxsupporter’ en ‘verdachte al eerder is veroordeeld wegens openlijke geweldpleging’ waardoor de maatregel ‘een passende en geboden reactie vormt ter voorkoming van strafbare feiten rondom voetbalwedstrijden van Ajax in de Arena’ daartoe niet toereikend. Mitsdien lijdt het arrest aan nietigheid.
Toelichting:
1.
De maatregel ex artikel 38v Sv, per 1 april 2012 in werking gestreden, dient ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten. In de Memorie van Toelichting is ten aanzien daarvan het volgende opgenomen1.:
‘4. Gevallen waarin de maatregel kan worden toegepast
4.1. Algemene toepasbaarheid maatregel
In de praktijk doen zich strafbare feiten voor waarbij niet kan worden volstaan met geldboetes, taakstraffen of (lichte) vrijheidsstraffen, maar waar gerichte maatregelen nodig zijn om de omgeving te beschermen. Het kan hier gaan om situaties van aanhoudende overlast doordat personen strafbare feiten plegen die de leefbaarheid in bepaalde wijken aantast of om verdachten die — bijvoorbeeld bij bepaalde voetbalwedstrijden of tijdens het uitgaan — bij herhaling vernielingen aanrichten of openlijk geweld plegen. Tevens kan het gaan om een verdachte van een strafbaar feit, bijvoorbeeld eenvoudige mishandeling, die ernstig belastend gedrag jegens het slachtoffer of een getuige vertoont. In dergelijke situaties moet voorkomen worden dat de getuige of het slachtoffer ongevraagd op hinderlijke wijze met de verdachte dreigt geconfronteerd te worden. Zoals aan de orde is gesteld in het spoeddebat over het bericht dat Eindhoven een pedoseksueel niet mag weren (Handelingen II 2009/10, blz. 3665–3674), zijn ook buiten deze gevallen situaties denkbaar waarin de rechtsorde door het gedrag van verdachte dusdanig geschokt is dat het gewenst is dat de rechter een gerichte vrijheidsbeperkende maatregel kan opleggen. Om die reden wordt — mede op grond van het advies van het openbaar ministerie — voorgesteld de sanctie niet te beperken tot bepaalde in de wet omschreven gevallen maar deze algemeen toepasbaar te maken. Het wordt aan het oordeel van de strafrechter overgelaten in welke concrete gevallen een wijkverbod, contactverbod of meldplicht een passende sanctie is. De toepassing van de maatregel wordt wel beperkt door het wettelijk omschreven doel van de maatregel: de beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van strafbare feiten. Dit betekent dat de rechter de maatregel alleen kan opleggen indien hij oordeelt dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dan wel zich belastend naar personen toe zal gedragen.
4.2. Aantasting leefomgeving
Relatief lichte feiten die herhaaldelijk of in groepsverband worden gepleegd, kunnen de openbare orde verstoren en ernstige overlast opleveren. Te denken is aan strafbare feiten die gepleegd worden door jongeren die hierdoor in bepaalde wijken voor veel overlast voor bewoners of winkeliers zorgen, maar ook aan strafbare feiten die gepleegd worden in het openbaar vervoer of door vandalen bij gelegenheid van bepaalde voetbalwedstrijden of andere evenementen. Deze delicten raken niet alleen de directe slachtoffers maar ook de nabije of verre omstanders die door de inbreuk op hun leefomgeving in hun gevoelens zijn gekrenkt. De impact van overlast en verloedering op het dagelijks leven is in bepaalde wijken groot. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld vernielingen van straatmeubilair, het ingooien van winkel-ruiten, het toebrengen van andere schade aan winkels of bij woningen, alsmede om diefstal of vernielingen in winkels, intimidatie en bedreiging alsook overtredingen van de APV terzake van overlastgevend gedrag, zoals graffiti, samenscholing, hinderlijk gedrag op of aan de weg, hinderlijk gedrag bij of in gebouwen, openlijk drankgebruik of openlijk drugsgebruik. Dergelijke strafbare feiten zetten de leefsfeer in een buurt sterk onder druk, maken evenementen onveilig en veroorzaken schade aan publiek en particulier eigendom waardoor burgers zich niet meer veilig voelen, schade lijden en in hun welzijn worden aangetast. Het gaat hierbij om strafbare feiten die veelal bij herhaling worden gepleegd en waarvan de verwachting is dat ze zonder gericht ingrijpen opnieuw zullen worden gepleegd. Een gerichte vrijheidsbeperkende maatregel kan nieuwe strafbare feiten voorkomen en beschermt slachtoffers en andere betrokkenen. Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk voor relatief lichte feiten, in aanvulling op de geldboete, taakstraf of gevangenisstraf, een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De verdachte wordt veroordeeld voor de strafbare feiten die hij zelf heeft gepleegd, maar de in het proces-verbaal van de politie opgetekende en met feiten onderbouwde omstandigheden kunnen meewegen in het bepalen van een op de persoon toegesneden, vrijheidsbeperkende maatregel. (…)
Gevallen waarin een strafbaar feit is begaan in verband waarmee gegronde vrees bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar voor goederen oplevert, kunnen eveneens reden zijn voor de rechter om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Dit betreft bijvoorbeeld zaken waarin — gelet op de strafbare feiten die door de verdachte reeds eerder zijn gepleegd, dan wel waarvoor hij wordt veroordeeld — vrees bestaat voor herhaling van vernielingen. Hierbij kan worden gedacht aan personen die herhaaldelijk (kleine) vernielingen plegen, zoals hooligans in de buurt van stadions, of uitgaanspubliek dat in het centrum of in de omgeving van stations vernielingen aan straatmeubilair aanricht. Ook kan het bijvoorbeeld gaan om vernielingen in winkelcentra door overlastplegers.’
2.
Het gerechtshof heeft, anders dan de rechtbank had gedaan, de maatregel opgelegd met de volgende inhoud:
‘dat de veroordeelde voor de duur van één jaar zich in de periode tussen 3 uur voor aanvang en 3 uur na afloop van voetbalwedstrijden gespeeld door de betaald voetbalorganisatie AJAX in het kader van enige door de KNVB, een internationale voetbalbond, AJAX of derden georganiseerde wedstrijd niet zal ophouden in het gebied rondom de Amsterdam Arena, één en ander zoals aangegeven op de als bijlage aan het arrest gehechte plattegrond.
Beveelt dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de oplegde maatregel niet op.’
3.
De oplegging van de maatregel is voorts door het gerechtshof als volgt gemotiveerd:
‘Ten aanzien van de gevorderde maatregel overweegt het hof dat verdachte en zijn mededaders op de Arena Boulevard aanwezig waren in de hoedanigheid van Ajaxsupporter. Ook is de verdachte al eerder veroordeeld wegens openlijke geweldpleging. Het hof is — alles overwegende — van oordeel dat een maatregel van na te melden omvang een passende en geboden reactie vormt ter voorkoming van strafbare feiten rondom voetbalwedstrijden van Ajax in de Arena.’
4.
Uit de wetsgeschiedenis bij art. 38v Sr blijkt dat oplegging van de maatregel alleen gerechtvaardigd is wanneer zij noodzakelijk is om een bepaalde (leef)omgeving te beschermen tegen gedrag van een verdachte en waarbij ‘het gaat om strafbare feiten die veelal bij herhaling worden gepleegd en waarvan de verwachting is dat ze zonder gericht ingrijpen opnieuw zullen worden gepleegd’ (MvT, p. 7). Verder blijkt uit de wetsgeschiedenis dat beoogd wordt met dit wetsvoorstel mogelijk te maken dat — in aanvulling op de geldboete, taakstraf of gevangenisstraf — een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd voor relatief lichte feiten, waarbij de verdachte wordt veroordeeld voor de strafbare feiten die hij zelf heeft gepleegd en waarbij de in het proces-verbaal van de politie opgetekende en met feiten onderbouwde omstandigheden kunnen meewegen in het bepalen van een op de persoon toegesneden, vrijheidsbeperkende maatregel (MvT p. 7).
5.
Het gerechtshof heeft de oplegging van de maatregel gerechtvaardigd door te verwijzen naar het feit dat rekwirant en zijn mededaders op de Arena Boulevard aanwezig waren in de hoedanigheid van Ajax-supporter alsmede naar een door rekwirant enkele jaren daarvoor gepleegde veroordeling voor openlijke geweldpleging2..
6.
Deze motivering is niet toereikend c.q. onbegrijpelijjk. Het enkele feit dat rekwirant als Ajax-supporter aanwezig was op de Arena-boulevard kan immers niet tot de verwachting leiden dat het strafbare feit waarvan rekwirant thans wordt verdacht zich op de plek waar het is gepleegd zal herhalen. Om tot herhalingsgevaar te kunnen concluderen is meer informatie nodig, zoals informatie over de aard van het geweld, het gedrag van rekwirant en zijn mededaders en (de reden van) hun aanwezigheid ter plekke. Deze informatie ontbreekt thans. Nu uit de stukken bovendien niet duidelijk is of de openlijke geweldpleging waarvoor rekwirant op 20 mei 2010 is veroordeeld enig verband houdt met voetbal gerelateerd geweld dan wel de plek waar het onderhavige strafbare feit is gepleegd, kan aan die veroordeling evenmin de verwachting worden ontleend, ook niet in combinatie met het feit dat rekwirant als Ajax-supporter aanwezig was op de Arena-boulevard, dat het strafbare gedrag zich zal herhalen en dat de opgelegde maatregel dienstig zal kunnen zijn tot het voorkomen van strafbare feiten en slachtoffers binnen het gebied en gedurende de termijn waarvoor de maatregel is gegeven.
7.
Aldus heeft het gerechtshof de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ontoereikend gemotiveerd, als gevolg waarvan het arrest aan nietigheid lijdt.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door Mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, aldaar kantoorhoudende aan de Amstel 326, 1017 AR Amsterdam, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Amsterdam, 16 maart 2015
J. Kuijper
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 16‑03‑2014
Kamerstukken II 2010/2011, 32551, nr. 3 (MvT), p. 7–8.
Uit de overwegingen van het gerechtshof in combinatie met het in het dossier gevoegde uittreksel Justitiële Documentatie, zal het gerechtshof hier doelen op een veroordeling die staat vermeld op p. 3 daarvan onder parketnummer 13-042042-10, waarbij rekwirant op 20 mei 2010 door de politierechter Amsterdam is veroordeeld voor een door hem op 7 juni 2009 in Amsterdas gepleegde openlijke geweldpleging waarbij 120 uren werkstraf waarvan 40 uren voorwaardelijk zijn opgelegd.