NJ 2020/54
Een andere dan werkelijke naam opgeven: art. 435 sub 4° Sr zelfde feit als art. 231 lid 2 Sr.
HR 10-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1929, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 december 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
18/02670
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS184179:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1929, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1302, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Een andere dan zijn werkelijke naam opgeven (art. 435 sub 4° Sr) is ‘hetzelfde feit’ (cfm. art. 68 Sr jo. art. 313 Sv) als het gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs (art. 231 lid 2 Sr). De uiteenlopende strafmaxima en kwalificaties (overtreding vs. misdrijf) doen daaraan niet af.
Samenvatting
Hof: wijst toe de vordering van de advocaat-generaal tot wijziging van de tenlastelegging door toevoeging (aan art. 435 sub 4° Sr) van een subsidiair feit (art. 231 lid 2 Sr).
De HR ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.