RAR 2012/62
Kennelijk onredelijk ontslag. Hoe ligt de stelplicht en bewijslast bij kennelijk onredelijk ontslag?
HR 10-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU5620
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 februari 2012
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, M.A. Loth, G. Snijders
- Zaaknummer
10/03986
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- LJN
BU5620
- JCDI
JCDI:ADS910870:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BU5620, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BU5620, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑02‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑05‑2010
- Wetingang
BW art. 7:681; Rv art. 150
Essentie
Bewijslast. Kennelijk onredelijk ontslag. Stelplicht.
Hoe ligt de stelplicht en bewijslast bij kennelijk onredelijk ontslag?
Samenvatting
Werknemer is werkzaam als restyler/plaatwerker en raakt arbeidsongeschikt. Na ruim twee jaar arbeidsongeschiktheid zegt werkgever de arbeidsovereenkomst op. Werknemer spant een procedure aan wegens kennelijk onredelijk ontslag. Aan de vordering ligt onder meer ten grondslag dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan als gevolg van de werkzaamheden. Werknemer heeft ter onderbouwing van het causaal verband gesteld dat hij voor het dienstverband geen last had van zijn rug en dat hij tijdens het dienstverband twee keer door zijn rug is gegaan, als gevolg waarvan hij arbeidsongeschikt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.