Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
4.3.1 Het onderzoek naar documenten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, Stcrt. 2024, 19165 (uitgifte: 27-06-2024, regelingnummer: WBV 2024/12)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND onderzoekt eerst of de vreemdeling het asielmotief voldoende heeft onderbouwd met bewijsmateriaal. Het gaat hierbij om objectieve documenten, die authentiek zijn en waarvan de echtheid kan worden vastgesteld en die bevestigen wat de vreemdeling heeft verklaard. Ook kan het gaan om objectieve, openbare bronnen die de verklaringen van de vreemdeling bevestigen.
Als blijkt dat de objectieve documenten kunnen worden geaccepteerd als volledige onderbouwing van het asielmotief en er geen sprake is van contra-indicaties, dan heeft de vreemdeling het asielmotief aannemelijk gemaakt en kan het asielmotief waarop deze documenten zien geloofwaardig worden geacht.
Als de vreemdeling een asielmotief niet of onvoldoende heeft onderbouwd met bewijsmateriaal, dan past de IND de geloofwaardigheidstoets als bedoeld in artikel 31, zesde lid, Vw toe. Op deze manier houdt de IND rekening met de omstandigheid dat van een vreemdeling niet altijd verwacht kan worden dat hij zijn asielmotief volledig met bewijsmateriaal staaft.