Einde inhoudsopgave
Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek
Artikel 86 [Omzetting lopende e.t.z. in pand]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
28-11-1991, Stb. 1991, 601 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-04-1991, Stb. 1991, 197 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 18998 Overheid.nl: 18998)
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-1991, Stb. 1991, 601 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-04-1991, Stb. 1991, 200 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Op het tijdstip van het in werking treden van de wet gaat een goed dat voor verpanding vatbaar is en aan een ander tot zekerheid is overgedragen, over op degene te wiens laste de zekerheid is gesteld, en wordt het belast met pandrecht ten behoeve van de voormalige eigenaar tot zekerheid.
2.
Van het in lid 1 genoemde tijdstip af heeft het pandrecht de gevolgen van een pandrecht dat naar zijn strekking overeenkomt met de eigendom tot zekerheid zoals die totdien bestond.
3.
Het pandrecht werkt tegen de, vóór het in werking treden van de wet ontstane, rechten op het goed en vorderingen, waartegen de eigendom tot zekerheid kon worden ingeroepen. Het geldt met betrekking tot de rangorde als gevestigd op het tijdstip waarop het goed in eigendom tot zekerheid is overgegaan.
4.
De schuldeiser aan wie de rechten uit een levensverzekering met afkoopwaarde tot zekerheid waren overgedragen, kan van het tijdstip van het in werking treden van de wet af als pandhouder die verzekering belenen ter hoogte van zijn opeisbare vordering tot aan die waarde op de bij de verzekeraar gebruikelijke voorwaarden.
5.
De leden 1–4 zijn niet van toepassing, indien aan de schuldenaar de uitwinning van het tot zekerheid overgedragen goed was aangezegd. Is de schuldeiser zes maanden na dat tijdstip nog niet tot de uitwinning overgegaan, dan worden die leden alsdan van toepassing. Verkeert de schuldenaar op het genoemde tijdstip in staat van faillissement, dan worden die leden eerst na afloop daarvan toepasselijk, indien de eigendom tot zekerheid is blijven bestaan.
6.
Overeengekomen bedingen worden op het pandrecht van overeenkomstige toepassing, ongeacht of zij aan een na het in werking treden van de wet gevestigd pandrecht kunnen worden verbonden, met uitzondering van bedingen die worden uitgesloten door de artikelen 249–253 van Boek 3.
7.
Van het in werking treden van de wet af wordt een alsdan bestaande verbintenis strekkende tot overdracht van een voor verpanding vatbaar goed tot zekerheid, aangemerkt als een verbintenis tot vestiging van een pandrecht. Levering bij voorbaat tot de overdracht van een zodanig goed tot zekerheid, die vóór dat tijdstip is geschied, geldt nadien als levering bij voorbaat tot vestiging van pandrecht daarop.
8.
De partijen bij een overeenkomst die tot overdracht van goederen tot zekerheid verplicht, zijn desverlangd jegens elkaar gehouden tot medewerking aan aanpassing van die overeenkomst aan de bepalingen van titel 3.9 van Boek 3.