Rb. Noord-Holland, 03-10-2018, nr. 6457119
ECLI:NL:RBNHO:2018:8050
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
03-10-2018
- Zaaknummer
6457119
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2018:8050, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 03‑10‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 03‑10‑2018
Inhoudsindicatie
particuliere onderwijsinstelling, ontbinding overeenkomst, annuleringsregeling - en kosten. Algemene Voorwaarden onredelijk bezwarend, wel redelijk loon.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6457119 \ CV EXPL 17-10122 (CK)
Uitspraakdatum: 3 oktober 2018
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap Capabel Onderwijs Groep B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle
eiseres
verder te noemen: Capabel
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R. Kiewitt
1. Het procesverloop
1.1.
Capabel heeft bij dagvaarding van 26 september 2017 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Capabel heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde] heeft zich op 13 augustus 2015 bij Capabel, een particuliere onderwijsinstelling, via het internet ingeschreven voor de opleiding “Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang” (hierna: de opleiding) met als gewenste startdatum 24 augustus 2015. De opleidingsduur is twaalf maanden en de kosten van de opleiding bedragen: € 195,00 aan inschrijfgeld, € 85,00 aan leermiddelen en (12 x € 366,00=) € 4.392,00 aan studiegeld.
2.2.
Bij e-mailbericht van 13 augustus 2015 heeft Capabel de inschrijving voor de opleiding bevestigd aan [gedaagde] . Daarin stond onder meer het volgende:
“Met deze inschrijving heb je je gecommitteerd aan de koop van de opleiding Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang. Je kunt deze inschrijving binnen 14 dagen kosteloos annuleren, zie hiervoor onze Algemene Voorwaarden waarmee je bij inschrijving akkoord bent gegaan. (…) Om toegelaten te worden tot de opleiding moet je voldoen aan de instroomeisen. (…) Jouw opleiding kan vervolgens starten als je toegelaten bent en er voldoende inschrijvingen zijn en er voldoende plek is. Je ontvangt na toelating zo spoedig mogelijk, in principe uiterlijk 1 week voor start van de opleiding, een uitnodiging”.
2.3.
Bij e-mailbericht van 20 augustus 2015 heeft Capabel [gedaagde] uitgenodigd voor de eerste lesdag op 24 augustus 2015. [gedaagde] in heeft in reactie daarop bij e-mailbericht aan Capabel laten weten dat zij nog bezig was met een andere opleiding die ze eerst wilde afmaken voor ze aan de opleiding Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang zou beginnen.
2.4.
In een telefoongesprek van 24 augustus 2015 is tussen partijen afgesproken dat de startdatum wordt verschoven naar 18 januari 2016. Die afspraak is door Capabel bevestigd in een e‑mailbericht. Daarbij is [gedaagde] er op gewezen dat als zij voor 18 januari 2016 de opleiding annuleert, zij 25% van de opleidingskosten verschuldigd is.
2.5.
In een e-mailbericht van 28 oktober 2015 verzoekt [gedaagde] opnieuw om een andere startdatum, ditmaal vanwege tijdelijk verblijf buiten Nederland. [gedaagde] geeft dan ook aan dat zij de onderwijsovereenkomst niet ontvangen heeft. De startdatum wordt vervolgens op 18 april 2016 gesteld. De overeenkomst wordt per e-mail aan [gedaagde] verzonden.
2.6.
Nadat Capabel vanaf 17 februari 2016 [gedaagde] verschillende malen had verzocht om toezending van, onder andere, de getekende onderwijsovereenkomst, en [gedaagde] daar niet op reageerde, heeft Capabel bij e-mailbericht van 13 april 2016 wegens gebrek aan medewerking (verzuim van aanlevering van benodigde stukken) de inschrijving geannuleerd.
2.7.
Capabel heeft voor het inschrijfgeld van € 195,00 op 13 augustus 2015 een factuur aan [gedaagde] gezonden. Bij factuur van 16 april 2016 is een bedrag van € 997,50 wegens annuleringskosten in rekening gebracht.
2.8.
[gedaagde] heeft met een e-mailbericht van 15 april 2016 geprotesteerd tegen de in rekening gebrachte annuleringskosten.
2.9.
Omdat [gedaagde] niet betaalde, heeft Capabel de vordering in handen gesteld van de incassogemachtigde.
3. De vordering
3.1.
Capabel vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.443,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.192,50 vanaf 19 september 2017 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Capabel stelt ter onderbouwing van haar vordering, kort gezegd, dat de opleiding binnen minder dan vier weken voor de start van de opleiding is geannuleerd en dat derhalve, op basis van de overeengekomen Algemene Voorwaarden (hierna: AV), [gedaagde] het inschrijfgeld en 25 % van de opleidingskosten aan Capabel moet voldoen. Ondanks sommaties is betaling uitgebleven. Capabel heeft [gedaagde] daarom in rechte betrokken.
4. Het verweer
4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat zij nimmer de AV van Capabel heeft ontvangen. Voor zover wel een inschrijving tot stand is gekomen, heeft zij die tijdig geannuleerd. Ook heeft zij feitelijk geen onderwijs genoten. Tot slot betwist zij de berekening en hoogte van de in rekening gebrachte annuleringskosten.
5. De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat, anders dan Capabel in de dagvaarding heeft gesteld, geen sprake is van annulering van de opleiding door [gedaagde] , maar dat, zoals uit het e‑mailbericht van 13 april 2016 blijkt en in de conclusie van repliek ook is verwoord, Capabel de inschrijving heeft geannuleerd omdat [gedaagde] niet reageerde op verzoeken van Capabel om de getekende onderwijsovereenkomst en enige andere stukken in te zenden. Aldus is sprake van ontbinding van de overeenkomst door Capabel.
overeenkomst
5.2.
De kantonrechter verwerpt de stelling van [gedaagde] dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Vast staat immers dat [gedaagde] zich via het internet heeft aangemeld voor de opleiding bij Capabel. Die inschrijving is door Capabel aan haar bevestigd. Vervolgens heeft [gedaagde] verschillende malen om uitstel van de startdatum verzocht, wat haar ook is verleend. Op die manier heeft [gedaagde] het aanbod van Capabel aanvaard. Dat zij de onderwijs-overeenkomst niet heeft ondertekend en niet heeft geretourneerd, doet daar niet aan af.
5.3.
De kantonrechter kan [gedaagde] ook niet volgen in de stelling dat met haar e-mailbericht van 21 augustus 2015 de overeenkomst tijdig, voordat annuleringskosten verschuldigd zouden zijn, is geannuleerd. In dat bericht vraagt [gedaagde] om de opleiding op een later moment te kunnen starten. In dat bericht staat niet dat [gedaagde] de opleiding niet meer wilde volgen of de inschrijving wilde annuleren. Zij heeft vervolgens ook ingestemd met een latere startdatum.
5.4.
De betwisting van [gedaagde] dat de AV van toepassing zijn en de stelling dat deze haar niet ter hand zijn gesteld, behelst een beroep op de vernietigingsgrond van artikel 6:233 sub b BW. Gelet op dit beroep dient Capabel te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van haar AV kennis te nemen en dat zij derhalve heeft voldaan aan één van de in artikel 6:234 BW bedoelde wijzen om die mogelijkheid te bieden (zie HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1394).
5.5.
Capabel stelt dat [gedaagde] bij de digitale inschrijving een ‘vinkje’ heeft aangeklikt waarmee zij de AV heeft opgeslagen of moet hebben opgeslagen. [gedaagde] ontkent dit en Capabel heeft dit niet nader onderbouwd. Dit neemt niet weg dat [gedaagde] met de bevestigingsmail van 23 augustus 2015 er uitdrukkelijk op is gewezen dat zij bij de inschrijving akkoord is gegaan met de AV. Ook is in dat bericht verwezen naar de website en de AV, en is vermeld dat op alle diensten van Capabel de Algemene Voorwaarden van de Capabel Onderwijs Groep van toepassing zijn. Tot slot is onder het kopje ‘handige links’, een link naar die AV opgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] op die manier voldoende verteld dat de AV van toepassing zijn. Die AV zijn door Capabel ook langs elektronische weg toegankelijk gemaakt op een door haar medegedeeld adres.
Er is dus voldaan aan de in artikel 6:230c BW neergelegde informatieplicht.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat zij het e-mailbericht van 23 augustus 2015 heeft ontvangen. Haar verweer dat zij niet kan beoordelen of de bewuste voorwaarden ooit op elektronische wijze beschikbaar zijn gesteld en de betwisting daarvan bij gebrek aan wetenschap, moeten dan ook als onvoldoende concreet onderbouwd worden gepasseerd.
ontbinding en annulering, algemene voorwaarden
5.6.
Capabel brengt vanwege de ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 26.2 van de AV het inschrijfgeld op grond van artikel 9.2. en 25% van het studiegeld op grond van artikel 9.4. van de AV in rekening. Dat zijn de kosten die bij [gedaagde] in rekening gebracht zouden zijn als zij de inschrijving op 13 april 2016 had geannuleerd.
5.7.
In de Algemene Voorwaarden is hierover het volgende opgenomen:
“Artikel 9: Annuleringsregeling
9.2
Indien de opdrachtgever/student annuleert binnen de in artikel 4 genoemde bedenktijd, zijn er geen kosten verschuldigd. Na verstrijken van de bedenktijd is de opdrachtgever /student altijd minimaal het inschrijfgeld verschuldigd.
9.3
Indien de opdrachtgever/student annuleert 8 weken of meer vóór de start van de opleiding, is er geen studiegeld verschuldigd.
9.4
Indien de opdrachtgever/student annuleert minder dan 8 weken vóór de start van de opleiding, maar wel vóór de start van de opleiding, is 25% van het studiegeld verschuldigd.
9.5
Indien de opdrachtgever/student annuleert na start van de opleiding, maar niet meer dan 6 weken na de start van de opleiding, is 40% van het studiegeld verschuldigd. Tevens zijn 100% van de kosten leermiddelen verschuldigd.
9.6
Indien de opdrachtgever/student annuleert 7 weken of meer na de start van de opleiding, zijn 100% van het studiegeld en 100% van de kosten leermiddelen verschuldigd.
Artikel 26: Ontbinding
26.1
In geval van ontbinding van de koopovereenkomst en daarmee tevens een eventueel afgesloten onderwijsovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis zijdens de student, daaronder begrepen betalingsachterstand en het niet tijdig opsturen van door Capabel Onderwijs Groep gevraagde bewijsstukken voor toelating, is de student verplicht de schade die Capabel Onderwijs Groep door deze ontbinding lijdt, te vergoeden.
26.2
De hoogte van de aan Capabel Onderwijs Groep verschuldigde schadevergoeding wordt bepaald door Capabel Onderwijs Groep op basis van de werkelijk geleden schade en bedraagt in alle gevallen minimaal de annuleringskosten zoals vermeld in artikel 9.
26.3
Op de schadevergoeding worden reeds betaalde termijnen van het studiegeld in mindering gebracht”.
5.8.
Gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie EU is de rechter ambtshalve gehouden na te gaan of een contractueel beding valt binnen de werkingssfeer van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) en zo ja, te onderzoeken of dit beding in de door de Richtlijn bedoelde zin oneerlijk is. De Richtlijn is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde, maar een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt mee dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6:233 BW gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek - zo nodig - ambtshalve te verrichten indien de Richtlijn die verplichting meebrengt.
5.9.
Het ontbindingsbeding valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn. Het gaat hier om een overeenkomst tussen Capabel, handelend als een professionele partij (een verkoper als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder c, van de Richtlijn) en [gedaagde] , daarbij handelend als consument (als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Richtlijn). Het gaat tevens om een beding als bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn waarover - naar kan worden aangenomen - niet afzonderlijk is onderhandeld. Het beding is geen kernbeding in de zin van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn, omdat het ontbindingsbeding alleen een regeling bevat met betrekking tot de verschuldigdheid van het cursusgeld in geval van ontbinding van de overeenkomst, en daarmee niet het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst bepaalt (gerechtshof Den Haag, 8 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:486).
5.10.
Getoetst dient te worden of het ontbindingsbeding en het daarin betrokken annuleringsbeding onredelijk bezwarend of oneerlijk zijn. Daarbij dient beoordeeld te worden of een beding ten nadele van een consument een “aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen veroorzaakt, waarbij vooral rekening moet worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst alsook alle andere bedingen daarvan in aanmerking te worden genomen, en dient rekening te worden gehouden met de aard van het goed of dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie HvJEU 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).
5.11.
Bij deze beoordeling is van belang dat op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2775) - gewezen naar aanleiding van bovengenoemd arrest van het hof Den Haag van 8 maart 2016 - de overeenkomst gekwalificeerd dient te worden als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW.
Ingevolge artikel 7:408 BW lid 1 BW kan de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst opzeggen. Voor de gevolgen van die opzegging moet in lijn met dit arrest aansluiting worden gezocht bij artikel 7:411 BW. Hierin wordt bepaald dat bij voortijdige beëindiging van de opdracht de opdrachtnemer recht heeft op een redelijk loon. Dat Capabel in de AV in dit verband spreekt over schadevergoeding, maakt dat niet anders.
5.12.
Over annuleringsbedingen zoals die in punt 9.6. van de AV, inhoudende dat bij annulering na de start van de opleiding het volledige studiegeld verschuldigd is, heeft het hof Den Haag in het hiervoor genoemde arrest geoordeeld dat, gelet op de daaraan verbonden financiële gevolgen een dergelijke regeling geen reële mogelijkheid tot opzegging na aanvang van de opleiding biedt. Een dergelijk annuleringsbeding is strijdig met (de geest van) de artikelen 7:408 lid 1 BW en 7:411 BW. De kantonrechter ziet aanleiding om ten aanzien van de bepaling dat bij annulering minder dan 8 weken vóór de start van de opleiding, maar wel vóór de start van de opleiding, 25% van het studiegeld verschuldigd is, dienovereenkomstig te oordelen. Bij annulering van de opleiding is de student een redelijk loon verschuldigd voor de werkzaamheden die tot dan doe door het opleidingsinstituut zijn verricht. In het meergenoemde arrest heeft het hof Den Haag als maatstaf voor de berekening van een redelijk loon genomen het studiegeld over de maanden onderwijs die de cursist tot het moment van annulering heeft genoten of had kunnen genieten. Onverkorte toepassing van de annuleringsregeling van 25% van het studiegeld als voor aanvang van de opleiding wordt geannuleerd, zou er dan toe leiden dat de student die enige maanden na de aanvang van de opleiding annuleert, minder betaald dan de student die voor aanvang van de opleiding annuleert, terwijl in dat laatste geval de mogelijkheid dat een andere cursist alsnog instroomt, groter is.
5.13.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het annuleringsbeding en het ontbindingsbeding in de verhouding tussen partijen onredelijk bezwarend zijn als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW en daarmee oneerlijk is in de zin van de Richtlijn.
De kantonrechter is gehouden die bedingen te vernietigen, zodat Capabel daarop in dit geding geen beroep kan doen. Dat betekent dat de annuleringsregeling niet als grondslag voor het aan Capabel te betalen redelijk loon in geval van ontbinding kan gelden.
redelijk loon
5.14.
Ingevolge artikel 7:411 BW kan Capabel aanspraak maken op een naar redelijkheid vast te stellen loon. Bij de bepaling daarvan dient onder meer rekening te worden gehouden met de reeds door Capabel verrichte werkzaamheden, het voordeel dat [gedaagde] daarvan heeft genoten en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd. Capabel stelt zich op het standpunt dat het redelijk loon gelijk is aan het bedrag dat zij heeft gevorderd op grond van het annuleringsbeding. Ter onderbouwing daarvan heeft Capabel bij de conclusie van repliek een ‘kostenonderbouwing lesgeld Capabel Onderwijs Groep 25%’ ingebracht.
5.15.
Op grond van een dergelijk kostenoverzicht is onvoldoende duidelijk wat de kosten voor deze opleiding en deze cursist tot aan het moment van de annulering zijn en hoe Capabel deze heeft berekend. Capabel heeft namelijk een algemene berekening en geen berekening voor dit concrete geval gepresenteerd. Het kostenoverzicht kan niet als basis dienen om de door Capabel werkelijk gemaakte kosten in kaart te brengen. Daarbij heeft Capabel ook niet toegelicht hoeveel leerlingen zich hadden ingeschreven voor de opleiding en hoeveel leerlingen uiteindelijk de opleiding hebben gevolgd. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de vaststelling of de aanmelding van [gedaagde] voor de opleiding van invloed is geweest voor de beslissing van Capabel om de opleiding al dan niet doorgang te laten vinden, als gevolg waarvan Capabel meer of juist minder kosten heeft moeten maken. Evenmin is duidelijk of de door de ontbinding van de overeenkomst met [gedaagde] vrijkomende cursusplaats door een andere student kon worden ingenomen.
5.16.
De kantonrechter is van oordeel dat Capabel in ieder geval recht heeft op vergoeding van de werkzaamheden die zij vóór de ontbinding van de overeenkomst met [gedaagde] heeft verricht. [gedaagde] heeft immers na haar inschrijving in augustus 2015 verschillende malen om uitstel van de startdatum gevraagd, die haar ook is toegestaan, terwijl pas kort voor de aanvang van de opleiding in april 2016 duidelijk werd dat zij de opleiding niet zou volgen. Dat dient niet voor rekening en risico van Capabel te komen. Uit de stukken blijkt ook dat Capabel in de periode tussen inschrijving en ontbinding meer administratieve handelingen heeft verricht dan alleen de verwerking van de inschrijving. De kantonrechter begroot het redelijk loon voor die administratieve handelingen op € 250,00. Dit brengt mee dat [gedaagde] , naast het verschuldigde inschrijfgeld, als vergoeding voor de vóór de ontbinding verrichte werkzaamheden € 250,00 moet betalen.
5.17.
Omdat [gedaagde] de facturen van Capabel niet op tijd heeft betaald is zij ook de gevorderde wettelijke rente over die bedragen verschuldigd.
5.18.
Daarnaast maakt Capabel nog aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Capabel heeft aan de gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom.
Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, te weten € 79,43.
Dat bedrag is inclusief de gevorderde btw over de buitengerechtelijke incassokosten, nu Capabel onbestreden heeft gesteld dat de btw niet verrekend kan worden. De btw is ook in de aanmaning van 15 maart 2017 aangezegd.
5.19.
Nu beide partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Capabel van € 524,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 195,00 vanaf 19 september 2015 en over € 250,00 vanaf 14 mei 2016, tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter