Hof Amsterdam, 20-12-2016, nr. 200.185.193/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:5508
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
20-12-2016
- Zaaknummer
200.185.193/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:5508, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑12‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR 2017/227
PS-Updates.nl 2017-0049
Uitspraak 20‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Verzekeringsrecht. Directe actie van artikel 7:954 BW. Geen mogelijkheid voor een privatieve last (artikel 7:423 BW) in verband met de directe actie. De directe actie is naar haar aard een persoonlijke bevoegdheid die slechts door de benadeelde zelf of namens hem kan worden uitgeoefend en niet door een ander op eigen naam.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.185.193/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 3708143 CV EXPL 14-35824
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 december 2016
inzake
NEDERLANDS REKENCENTRUM LETSELSCHADE B.V.,
gevestigd te Den Haag,
appellante,
tevens geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen:
AMLIN INSURANCE SE (voorheen AMLIN EUROPE N.V.)
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
geïntimeerde,
tevens appellante in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M. Timpert-De Vries te Arnhem.
1. Het geding in hoger beroep
Appellante (hierna: NRL) is bij dagvaarding van 12 januari 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter) van 26 oktober 2015, zoals dat onder het hierboven genoemde zaaknummer is gewezen tussen haar als eiseres en Amlin Europe N.V. als gedaagde.
Bij rolbeslissing van 9 februari 2016 is bepaald dat NRL een gebrek in de appeldagvaarding dient te herstellen en voor een nieuwe oproeping dient zorg te dragen. Bij herstelexploot van 12 februari 2016 is het gebrek hersteld en is Amlin Insurance (UK) PLC als rechtsopvolgster van Amlin Europe N.V. opgeroepen in het geding te verschijnen.
Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- akte van NRL houdende verzoek tot wijziging partijaanduiding, tevens memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel;
- antwoordakte, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
NRL heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog –uitvoerbaar bij voorraad – haar vorderingen, die deels in hoger beroep zijn gewijzigd, zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met rente.
Bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, welk processtuk op naam is gesteld van Amlin Europe N.V., is in het principaal hoger beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van NRL, althans tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het vonnis, alles met veroordeling van NRL in de proceskosten, met nakosten, rente en uitvoerbaar bij voorraad.
In het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft NRL geconcludeerd tot verwerping daarvan, met veroordeling van Amlin in de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Ontvankelijkheid NRL in verband met de partijaanduiding van de geïntimeerde
2.1.
In eerste aanleg was Amlin Europe N.V. de gedaagde partij. In de memorie van antwoord, tevens van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is een niet-ontvankelijkheidsverweer opgeworpen. Gesteld wordt dat Amlin Europe N.V. op 5 januari 2016 – vóór het uitbrengen van de appeldagvaarding van 12 januari 2016 – is opgehouden te bestaan. Verwezen wordt naar een publicatie in de Staatscourant van 5 januari 2016 (nr. 482) waaruit volgt dat Amlin Europe N.V. op 4 januari 2016 is gefuseerd met Amlin Insurance SE, waarbij Amlin Europe N.V. als verdwijnende vennootschap is opgetreden. Verder is een kopie overgelegd van een uittreksel uit het handelsregister. Daaruit blijkt eveneens dat op 4 januari 2016 een fusie heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan Amlin Europe N.V. is opgehouden te bestaan.
2.2.
NRL bestrijdt het niet-ontvankelijkheidsverweer. Volgens NRL was ten tijde van het uitbrengen van de appeldagvaarding de fusie tussen Amlin Europe N.V. en Amlin Insurance SE niet kenbaar uit het handelsregister. Op het overgelegde uittreksel uit het handelsregister is vermeld dat de fusie pas op 14 januari 2016 – dat is na het uitbrengen van de appeldagvaarding – in het handelsregister is geregistreerd.Verder voert NRL aan dat ten tijde van het uitbrengen van het herstelexploot Amlin Insurance (UK) PLC als de verkrijgende vennootschap van Amlin Europe N.V. in het handelsregister stond vermeld, zodat zij die partij met het herstelexploot heeft opgeroepen. Thans blijkt volgens NRL dat de gegevens in het handelsregister in tegenspraak zijn met de publicatie in de Staatscourant. Zij verzoekt het hof de tenaamstelling van geïntimeerde te wijzigen in Amlin Insurance SE.
Subsidiair verzoekt NRL de procedure als een verstekzaak te behandelen, aangezien Amlin Europe N.V. het verstek heeft gezuiverd, maar zelf stelt dat deze vennootschap is opgehouden te bestaan. NRL meent dat onder die omstandigheden de ten name van Amlin Europe N.V. gedane proceshandelingen zonder rechtsgevolg dienen te blijven.
2.3.
Het hof overweegt het volgende. Artikel 25 Handelsregisterwet 2007 bepaalt dat op een feit dat door inschrijving of deponering moet worden bekendgemaakt tegenover derden die daarvan onkundig waren geen beroep kan worden gedaan zolang de inschrijving of deponering en, voor zover van toepassing, de in artikel 24 Handelsregisterwet 2007 bedoelde mededeling niet hebben plaatsgevonden. De fusie en het verdwijnen van Amlin Europe N.V. als rechtspersoon zijn feiten die moeten worden ingeschreven in het handelsregister. Amlin Europe N.V. stelt zelf dat op 14 januari 2016 bij het handelsregister van de fusie en het verdwijnen van Amlin Europe N.V. als rechtspersoon mededeling is gedaan en het uittreksel waarop zij zich beroept vermeldt dezelfde datum als de registratiedatum van de fusie bij het handelsregister. Dit betekent dat op 12 januari 2016 de fusie voor NRL niet kenbaar was uit het handelsregister. NRL mocht afgaan op wat toen in het handelsregister was gepubliceerd. Dit brengt mee dat NRL in beginsel op 12 januari 2016 Amlin Europe N.V. nog steeds als haar wederpartij mocht beschouwen en bij haar de appeldagvaarding kon laten betekenen.Het voorgaande is anders als kan worden vastgesteld NRL op 12 januari 2016 bekend was met de fusie. De door Amlin Europe N.V. gestelde omstandigheden kunnen die conclusie echter niet dragen. Op grond van hetgeen is gesteld, kan niet worden aangenomen dat NRL vóór het uitbrengen van de appeldagvaarding kennis had genomen van de hiervoor genoemde publicatie in de Staatscourant, dan wel dat NRL anderszins van de fusie en het verdwijnen van Amlin Europe N.V. op de hoogte was. Artikel 3:120 Wft, op grond waarvan een overdracht van rechten en verplichtingen uit verzekeringen moet worden gepubliceerd in de Staatscourant, heeft niet de strekking afbreuk te doen aan de bescherming die NRL kan ontlenen aan artikel 25 Handelsregisterwet 2007. NRL wordt in dit geval door die publicatie niet geacht bekend te zijn met de rechtsopvolging onder algemene titel aan de zijde van haar processuele wederpartij.
2.4.
Het voorgaande betekent dat (de rechtsopvolgster van) Amlin Europe N.V. zich tegenover NRL er niet op kan beroepen dat Amlin Europe N.V. op het moment van het uitbrengen van de appeldagvaarding reeds als gevolg van de fusie was opgehouden te bestaan. De zaak kon aldus op naam van Amlin Europe N.V. als geïntimeerde op de rol worden ingeschreven. In dit geval is er geen reden NRL in de gelegenheid te stellen alsnog de rechtsopvolgster van Amlin Europe N.V. in het geding op te roepen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.5.
Het herstelexploot is uitgebracht aan Amlin Insurance (UK) PLC. Op de rol van 8 maart 2016 heeft mr. B. Knüppe zich vervolgens als advocaat gesteld namens Amlin Europe N.V. en niet namens Amlin Insurance (UK) PLC. Daarna heeft mr. M. Timpert-De Vries zich op de rol van 12 april 2016 in plaats van mr. Knüppe voor Amlin Europe N.V. gesteld. Zelfs als ervan wordt uitgegaan dat Amlin Insurance (UK) PLC ten onrechte in het geding is opgeroepen, kan niet worden aangenomen dat de belangen van de rechtsopvolgster van Amlin Europe N.V. daardoor onredelijk zijn geschaad. Er is immers een advocaat verschenen, die zich voor Amlin Europe N.V. heeft gesteld en namens deze partij processtukken heeft ingediend. Omdat Amlin Europe N.V. niet meer bestaat, moet worden aangenomen dat deze feitelijk namens haar rechtsopvolgster in deze procedure is opgetreden. Aan de onjuiste oproeping met het herstelexploot behoeven daarom geen gevolgen te worden verbonden (vergelijk artikel 122 Rv, dat ingevolge artikel 353 Rv van overeenkomstige toepassing is in hoger beroep).
2.6.
Partijen zijn het erover eens dat Amlin Europe N.V. is opgehouden te bestaan en dat Amlin Insurance SE haar rechtsopvolgster is onder algemene titel. Onder deze omstandigheden is de door NRL verzochte naamswijziging toewijsbaar. Deze naam is reeds vermeld op het eerste blad van dit arrest. Amlin Insurance SE en haar rechtsvoorgangster worden hierna gezamenlijk met Amlin aangeduid.
2.7.
Het voorgaande betekent dat het beroep van Amlin op de niet-ontvankelijkheid van NRL vanwege de tenaamstelling in de appeldagvaarding en het herstelexploot wordt verworpen.
3. Feiten
3.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.6 de feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Deze feiten, die hierna onder 3.2 tot en met 3.5 worden weergegeven, zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan.
3.2. ’
[X] is een zorgroep die mensen met een verstandelijke handicap ondersteunt. Op 2 november 2002 heeft [A] (hierna: [A] ) in de uitoefening van haar werkzaamheden voor [X] letsel opgelopen doordat zij van een patiënt een ‘kopstoot’ kreeg. Ten tijde van het plaatsvinden van dit schadevoorval was [X] voor haar aansprakelijkheidsrisico’s verzekerd bij Amlin.
3.3.
NRL heeft voor [A] een advies opgesteld en haar daarvoor bij factuur van 16 augustus 2011 € 3.852,03 in rekening gebracht. Daaraan voorafgaand heeft [A] een op 11 juli 2011 door NRL opgestelde “Pandakte” (hierna ook: de pandakte) ondertekend in de hoedanigheid van “Pandgever”. In deze “Pandakte” staat Amlin als “Verzekeraar” en [X] als “Aansprakelijke partij” vermeld. In de “Pandakte” is het volgende vermeld:
In aanmerking nemende:
- a.
Pandgever heeft ter zake van de hierboven aangeduide schade vorderingen op en uit de wet voortvloeiende rechten en/of bevoegdheden jegens bovengenoemde Aansprakelijke Partij en Verzekeraar (uit artikel 6:162 BW en/of artikel 6 WAM en/of artikel 7:954 BW en/of enig ander artikel) en/of zal dergelijke vorderingen, rechten en/of bevoegdheden verkrijgen.De hiervoor bedoelde bestaande en toekomstige vorderingen, rechten en bevoegdheden van Pandgever worden hierna tezamen aangeduid met “Claims”. Verzekeraar en Aansprakelijke Partij worden hierna tezamen aangeduid met “Schuldenaar”.
- b.
NRL heeft en/of zal in de toekomst een of meer vorderingen verkrijgen op Pandgever en voor zover toepasselijk op de belangenbehartiger van Pandgever en wel als gevolg van door NRL in het kader van de hierboven aangeduide schade ten behoeve van Pandgever verrichte of te verrichten werkzaamheden (het bedrag van de facturen van NRL met de wettelijke rente wordt hierna aangeduid met “Gesecureerde Vorderingen”).
Zijn overeengekomen als volgt:
- 1.
Pandgever verbindt zich jegens NRL om, tot zekerheid voor de voldoening van de hierboven aangeduide Gesecureerde Vorderingen, een pandrecht te vestigen op de hierboven bedoelde Claims (met inbegrip van alle verbonden zekerheden en nevenrechten), welke vestiging bij deze, voor zover nodig bij voorbaat, ten behoeve van NRL plaatsvindt en door NRL wordt aanvaard.
- 2.
Voor zover de bevoegdheid de Claims te innen respectievelijk uit te oefenen niet op grond van het hiervoor gevestigde pandrecht op NRL is overgegaan, geeft Pandgever aan NRL hierbij onherroepelijk last, welke last NRL aanvaardt om, met uitsluiting van Pandgever, mede in het belang van NRL, de Claims in naam van NRL te innen respectievelijk uit te oefenen tot het totaalbedrag van de op enig moment bestaande Gesecureerde Vorderingen. De in de vorige volzin bedoelde uitsluiting geldt ook tegenover derden. NRL is gerechtigd om de last naar eigen inzicht uit te voeren, dan wel op te schorten.
- 3.
NRL is gerechtigd aan Schuldenaar mededeling van de verpanding te doen en een kopie van deze pandakte te zenden.
- 4.
Pandgever machtigt NRL in voornoemd kader onherroepelijk om namens Pandgever bij Schuldenaar alle gewenste inlichtingen op te vragen.
- 5.
Ingeval op enig moment Gesecureerde Vorderingen bestaan, kan Schuldenaar slechts bevrijdend aan NRL betalen. Door NRL geïncasseerde bedragen strekken in mindering op de Gesecureerde Vorderingen.NRL zal van de ontvangst van elke betaling door Schuldenaar terstond schriftelijk mededeling doen aan Pandgever of de belangenbehartiger van Pandgever.
- 6.
Pandgever is bevoegd betalingen op de Claims in ontvangst te nemen voor zover die het bedrag van de op het moment van betaling openstaande Gesecureerde Vorderingen te boven gaan.Een overzicht van de Gesecureerde Vorderingen dient op eerste verzoek van Pandgever door NRL aan Schuldenaar te worden verstrekt (met kopie aan Pandgever of de belangenbehartiger van Pandgever).
3.4.
Bij brief van 16 september 2011 inzake “NRL/ [X] ” heeft de gemachtigde van NRL, voor zover van belang, het volgende aan Amlin geschreven:
De geadresseerde van deze brief zal hierna ten behoeve van de eenvoud worden aangeduid met “Aansprakelijke partij”.
Bijgaand treft de Aansprakelijke partij in bovengenoemde zaak een “Pandakte” aan en wordt rechtsgeldig “mededeling” gedaan van de in de “Pandakte” omschreven situaties, te weten:
- -
het “pandrecht” (…)
- -
de (voorwaardelijke) “exclusieve last” (zie hierna punt B).
(…)
B. (VOORWAARDELIJKE) EXCLUSIEVE LAST
In artikel 2 van de “pandakte” staat een voorwaardelijke “exclusieve last” opgenomen.
1. Voorwaardelijke “exclusieve last”
De “exclusieve last” wordt uitsluitend effectief in geval sprake is van de (in artikel 2 van de “pandakte”) omschreven situatie:
“Voor zover de bevoegdheid de Claims te innen respectievelijk uit te oefenen niet op grond van het hiervoor gevestigde pandrecht op NRL is overgegaan … […]”
2. Strekking “exclusieve last”
De “exclusieve last” is omschreven in artikel 423 lid 1 boek 7 BW, waarvan de tekst luidt:
“Indien is bedongen dat de lasthebber een aan de lastgever toekomend recht in eigen naam en met uitsluiting van de lastgever zal uitoefenen, mist deze de bevoegdheid tot deze uitoefening voor de duur van de overeenkomst ook jegens derden. De uitsluiting kan niet worden tegengeworpen aan derden die haar kenden noch behoorden te kennen.” (redactie: vet en onderstreept)
3. Gevolg “mededeling”: betaling aan NRL
Opdat de “exclusieve last” aan derden (waaronder de Aansprakelijke partij) kan worden tegengeworpen, doet NRL hierbij tevens “mededeling” van het bestaan van de in artikel 2 van de Pandakte vastgelegde voorwaardelijke “exclusieve last”.
C. FACTU(U)R(EN) NRL
Bijgaand treft de Aansprakelijke partij tevens de navolgende factu(u)r(en) aan, zoals door NRL aan benadeelde gezonden, te weten:
- Factuurnummer [nummer] d.d. 16 augustus 2011 ter grootte van € 3.852,03
NRL verzoekt de Aansprakelijke partij, die zo nodig wordt gesommeerd, om het verschuldigde bedrag binnen 14 dagen op het rekeningnummer van NRL (…) te betalen.
3.5.
Begin november 2014 heeft Amlin een bedrag van € 7.500,00 rechtstreeks aan [A] betaald.
4. Beoordeling
4.1.
NRL heeft in eerste aanleg van Amlin betaling gevorderd van het hiervoor in r.o. 3.5 genoemde bedrag van € 3.852,03, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. NRL stelt dat [A] een aanspraak heeft jegens Amlin op grond van artikel 7:954 BW. NRL heeft van [A] een exclusieve last gekregen om bij Amlin ter hoogte van het gefactureerde bedrag de verzekeringsuitkering te innen die [A] vanwege het schadevoorval geldend kan maken. Van die exclusieve last heeft NRL in 2011 mededeling gedaan aan Amlin. Amlin heeft met de betaling in november 2014 niet bevrijdend betaald aan [A] en is daarom nog steeds het gevorderde bedrag aan NRL verschuldigd, aldus NRL.
4.2.
De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat partijen op grond van artikel 7:423 BW kunnen overeenkomen dat de lastgever voor de duur van de overeenkomst de bevoegdheid verliest zelf rechtshandelingen te verrichten, met werking tegenover derden. Het gevolg hiervan is niet dat Amlin niet langer bevrijdend zou kunnen betalen aan [A] . In dit geval is niet gebleken dat [A] zelf incassowerkzaamheden heeft verricht. Het enkel ontvangen door [A] van de betaling kan volgens de kantonrechter niet worden gekwalificeerd als een rechtshandeling, want daarbij is geen sprake van een op een rechtsgevolg gerichte wil die door een verklaring van [A] is geopenbaard. Onder deze omstandigheden kan volgens de kantonrechter niet worden gezegd dat [A] in strijd heeft gehandeld met een beding van privatieve werking, zodat evenmin geoordeeld kan worden dat de betaling aan [A] jegens Amlin geen werking heeft. Dit alles heeft de kantonrechter tot het oordeel gebracht dat Amlin bevrijdend heeft betaald aan [A] en het recht tot incasso van NRL teniet is gegaan. De vordering van NRL is om die reden afgewezen.
4.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt NRL met haar grieven op. De in eerste aanleg ingestelde geldvordering wordt door NRL in hoger beroep gehandhaafd. Subsidiair vordert NRL in hoger beroep een verklaring voor recht dat Amlin onrechtmatig jegens NRL heeft gehandeld door aan de benadeelde te betalen. Meer subsidiair vordert NRL – naar het hof begrijpt – dat het geding wordt terugverwezen naar de rechtbank, waarbij NRL in de gelegenheid wordt gesteld de verzekerde op de voet van artikel 7:954 lid 6 BW in het geding op te roepen.
4.4.
Kern van de bezwaren van NRL tegen het oordeel van de kantonrechter is dat het bepaalde in de pandakte volgens NRL tot gevolg heeft dat de aan de benadeelde toekomende bevoegdheid om de verzekeringsuitkering te innen een exclusieve bevoegdheid van NRL is geworden. Die bevoegdheid heeft op grond van artikel 7:423 BW werking jegens derden. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat het in ontvangst nemen van een betaling geen rechtshandeling is. Tevens is onder het ‘innen’ van de vordering door de kantonrechter ten onrechte niet begrepen het in ontvangst nemen van de betaling, aldus NRL.
4.5.
Amlin heeft de grieven van NRL bestreden en verder haar verweer uit de eerste aanleg gehandhaafd. Dat verweer houdt onder meer in dat een exclusieve last zich niet verdraagt met de strekking en ratio van artikel 7:954 BW, zodat volgens Amlin geen rechtsgeldige overeenkomst tot lastgeving met privatieve werking tot stand is gekomen. Amlin meent dat zij daarom bevrijdend aan [A] heeft betaald.
4.6.
Het hof overweegt het volgende. Uitgangspunt voor de beoordeling is dat [A] als benadeelde een vordering tot schadevergoeding had op [X] als degene die zij aansprakelijk acht voor de gevolgen van het schadevoorval. [X] heeft op haar beurt een vordering op Amlin, als degene die uit hoofde van de aansprakelijkheidsverzekering, binnen de grenzen van de geboden verzekeringsdekking, is gehouden tot uitkering onder de verzekering over te gaan, indien en voor zover [X] tot schadevergoeding jegens [A] is gehouden. Het gaat in dit geval om letselschade. Op grond van artikel 7:954 BW kan [A] als benadeelde verlangen dat de genoemde verzekeringsuitkering die Amlin jegens [X] is verschuldigd aan haar wordt betaald (hierna ook: de directe actie). De vraag waar het in deze procedure – kort gezegd – om gaat, is of [A] aan NRL bij wijze van een privatieve last de exclusieve bevoegdheid kon geven een bepaald bedrag te innen bij Amlin. Partijen zijn het erover eens dat de directe actie geen zelfstandig overdraagbaar recht is, zodat daarop geen pandrecht ten gunste van NRL kon worden gevestigd (vgl. r.o. 5 van het bestreden vonnis dat in hoger beroep onbestreden is gebleven).
4.7.
De directe actie schept voor de benadeelde de bevoegdheid om rechtstreeks van de verzekeraar betaling te vorderen van hetgeen degene die aansprakelijk is voor de schade van de benadeelde van de verzekeraar heeft te vorderen. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 7:954 BW is uitdrukkelijk ervoor gekozen de benadeelde geen eigen recht op schadevergoeding te verlenen, zoals dat wel het geval is bij de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en (thans) de Flora- en Faunawet. Anders dan bij een eigen recht het geval is, ontstaat bij de directe actie geen afzonderlijke verbintenis tot betaling tussen de verzekeraar en de benadeelde. De directe actie is bedoeld om zoveel als mogelijk ervoor te zorgen dat de verzekeringsuitkering bij de benadeelde terecht komt. Beoogd is te voorkomen dat de verzekeringspenningen bij de verzekerde ‘blijven steken’ of bij insolventie van de verzekerde bij diens schuldeisers terecht zouden komen. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt verder dat een onverbrekelijke band wordt gelegd tussen de vordering van de benadeelde op de verzekerde en de vordering van de verzekerde op de verzekeraar. De verzekering zou volgens de toelichting niet aan zijn doel voldoen als anderen dan de benadeelde van de uitkering profiteren.De gekozen constructie komt er volgens de parlementaire toelichting op neer dat de nakoming van de vordering van de verzekerde door de benadeelde gevorderd kan worden. De benadeelde is bevoegd in plaats van de verzekerde betaling te ontvangen. De verzekeraar kan alleen nog bevrijdend betalen aan de benadeelde. De gevolgen van de directe actie zijn volgens de toelichting vergelijkbaar met een lastgeving met privatieve werking. Ook is een vergelijking te maken met een verpande vordering, waarbij de pandhouder in en buiten rechte bevoegd is nakoming te eisen en betalingen te ontvangen. Volgens de parlementaire toelichting bij het ontwerp van artikel 7:954 BW brengt de gekozen constructie mee dat de verzekerde de schuldeiser van de verzekeraar blijft en dat de benadeelde alleen de verzekerde als zijn debiteur heeft. De verzekeraar is niet naast de verzekerde jegens de benadeelde hoofdelijk verbonden. De benadeelde heeft alleen de keuze om de verzekerde of de verzekeraar tot betaling aan te spreken.Lid 6 van artikel 7:954 BW schrijft een gedwongen tussenkomst voor van de verzekerde, waardoor deze partij wordt in een geding tussen de benadeelde en de verzekeraar. Dit voorschrift strekt ertoe te bereiken dat de verzekerde in een zodanig stadium in de procedure wordt opgeroepen dat hij behoorlijk de gelegenheid krijgt om zijn eigen belangen te behartigen ten opzichte van de beide andere partijen.
4.8.
Artikel 7:414 BW omschrijft de lastgevingsovereenkomst als de overeenkomst van opdracht op grond waarvan de lasthebber zich verbindt om voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. Op grond van artikel 7:423 BW kan ten aanzien van een aan een lastgever toekomend recht worden bedongen dat dit door de lasthebber in eigen naam en met uitsluiting van de lastgever zal worden uitgeoefend, met werking tegenover derden, tenzij de derde de uitsluiting kende noch behoorde te kennen.
4.9.
De parlementaire geschiedenis geeft geen uitsluitsel over het antwoord op de vraag of ten aanzien van de directe actie een privatieve last kan worden verleend. Verder is de verzekeringsrechtelijke literatuur verdeeld over de aard van het recht of de bevoegdheid die de benadeelde heeft op grond van de directe actie. Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat [A] niet bevoegd was om ter zake van het haar jegens Amlin toekomende recht van directe actie, een privatieve last tot inning aan NRL te verlenen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.10.
De regeling van artikel 7:954 BW is blijkens de totstandkomingsgeschiedenis daarvan slechts bedoeld om te bereiken dat de verzekeringsuitkering ter zake van schade door dood of letsel bij de benadeelde terecht komt en bij niemand anders. De regeling beoogt niets meer en ook niets minder te bereiken. De benadeelde kan wel een rechtsvordering tegen de verzekeraar instellen, maar heeft geen eigen vorderingsrecht op de verzekeraar verkregen. Er ontstaan geen verbintenissen tussen de benadeelde en de verzekeraar. Daarin is het kenmerkende verschil gelegen tussen de directe actie en het eigen recht in de zin van bijvoorbeeld de WAM. De wetgever heeft uitdrukkelijk ervoor gekozen dat de verzekerde de schuldeiser blijft van de verzekeraar. De benadeelde kan op grond van lid 1 van artikel 7:954 BW slechts “verlangen” dat het bedrag dat de verzekeraar aan de verzekerde is verschuldigd aan hem wordt betaald. De benadeelde kan in verband daarmee een rechtsvordering instellen tegen de verzekeraar, maar is daartoe slechts bevoegd als de verzekerde – als degene die wel vorderingsgerechtigd is jegens de verzekeraar – in het geding wordt opgeroepen.Verder is de directe actie geen zelfstandig overdraagbaar recht. De benadeelde kan ook niet beschikken over een vordering op de verzekeraar, want die heeft hij niet. Dit alles leidt ertoe dat moet worden aangenomen dat de benadeelde met de directe actie (slechts) een specifieke wettelijke bevoegdheid is verleend om in plaats van de verzekerde van de verzekeraar betaling te verlangen en in ontvangst te nemen en die handelingen te verrichten die deze betaling veiligstellen, zoals stuitingshandelingen. Deze bevoegdheid is gebonden aan de persoon van de door dood of letsel benadeelde partij, in die zin dat deze bevoegdheid uitsluitend door de benadeelde en niet door een ander kan worden uitgeoefend. Artikel 7:423 BW erkent de mogelijkheid van een privatieve last, maar uitsluitend met betrekking tot rechten die de lasthebber in eigen naam uitoefent. Dat de directe actie naar haar aard als een persoonlijke bevoegdheid heeft te gelden, brengt mee dat die slechts door de benadeelde zelf of namens hem kan worden uitgeoefend en niet door een ander op eigen naam. NRL is daarmee in het voorliggende geval niet bevoegd op eigen naam betaling van Amlin als verzekeraar te verlangen.
4.11.
Het volgende verdient nog opmerking. Artikel 7:414 BW omschrijft de lastgevingsovereenkomst als de overeenkomst van opdracht op grond waarvan de lasthebber zich verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. De schakelbepaling van artikel 7:424 BW maakt het verlenen van een privatieve last in beginsel ook mogelijk buiten de lastgevingsovereenkomst, voor gevallen waarin de ene partij verplicht of bevoegd is voor rekening van een andere partij rechtshandelingen te verrichten. Gelet op de bewoordingen van deze bepalingen lijkt de mogelijkheid tot het verlenen van een privatieve last slechts te zien op het verrichten van rechtshandelingen in eigen naam en voor rekening van een ander. In de overwegingen van de kantonrechter ligt eveneens besloten dat een privatieve last slechts kan worden verleend met het oog op het verrichten van rechtshandelingen. Ook partijen gaan daarvan uit.Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis ligt aan artikel 7:423 BW echter niet de beperking ten grondslag dat een privatieve last slechts kan worden verleend voor het verrichten van rechtshandelingen. Beoogd is deze bepaling een ruimere strekking te geven. Een privatieve last kan bijvoorbeeld ook zien op het beheer van goederen, het gebruik van een goed of op het innen van andermans vorderingen, waarbij niet uitsluitend sprake hoeft te zijn van het verrichten van rechtshandelingen, maar waartoe ook feitelijke handelingen verricht moeten worden. Zo zal de last om in eigen naam andermans vorderingen te innen, ook de bevoegdheid inhouden om de feitelijke betaling in ontvangst te nemen. Dat een schuldeiser aan een derde de last kan geven om een vordering op eigen naam te innen, waarbij de lasthebber in beginsel op eigen naam in rechte kan optreden is vaste rechtspraak van de Hoge Raad. (Zie o.a. HR 21 oktober 1988, NJ 1989, 83 en HR 26 november 2004, NJ 2005, 41). Een dergelijke lastgeving laat de inningsbevoegdheid van de lastgever onverlet, tenzij een privatieve last is verleend, in welk geval na mededeling alleen nog aan de lasthebber bevrijdend kan worden betaald. De opvatting dat een privatieve last slechts kan worden verleend voor het verrichten van rechtshandelingen is dan ook te beperkt. Echter, ook als in aanmerking wordt genomen dat een privatieve last niet uitsluitend behoeft te zien op het verrichten van rechtshandelingen, zou dat niet tot een ander oordeel in het onderhavige geding leiden. Kern van hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen is immers dat in dit geval de aard van de directe actie (een persoonlijke wettelijke bevoegdheid) zich ertegen verzet dat in verband daarmee een privatieve last wordt verleend.
4.12.
NRL heeft nog aangevoerd dat de erkenning van de mogelijkheid om ter zake van de directe actie een privatieve last te verlenen in het belang is van benadeelden. Met deze constructie is NRL bereid voor benadeelden die onvoldoende financiële middelen hebben een personenschadeberekening te maken zonder direct betaling daarvoor te verlangen.Amlin heeft daar tegenover aangevoerd dat voor NRL er niets aan in de weg stond om een voorschot te vragen of een betalingsregeling met de benadeelde of haar belangenbehartiger overeen te komen. NRL heeft verder geen inzicht gegeven in de contacten met [A] . Nadat Amlin een bedrag aan [A] heeft betaald, heeft NRL [A] niet gevraagd de factuur alsnog te betalen en zij weigert ook om alsnog bij [A] aanspraak te maken op betaling. Amlin wordt nu geconfronteerd met een factuur van NRL, terwijl zij in het geheel niet bij de opdrachtverstrekking aan NRL is betrokken, aldus Amlin.
4.13.
Het hof is van oordeel dat NRL het gestelde belang van benadeelden onvoldoende heeft gemotiveerd in het licht van het doel en de strekking van de directe actie. Ook in het concrete voorliggende geval is dat belang onvoldoende onderbouwd. NRL heeft niet duidelijk gemaakt wat de reden was om in verband met de schade van [A] van de gekozen constructie gebruik te maken en waarom bijvoorbeeld bevoorschotting van de kosten in het onderhavige geval niet of onvoldoende mogelijk was. Reeds daarom faalt de genoemde stelling. Afgezien daarvan heeft het hof hiervoor overwogen dat en waarom in verband met de aard van de directe actie daarvan geen privatieve last kan worden verleend. Het door NRL genoemde belang geeft onvoldoende reden daarover anders te denken.
4.14.
Gelet op al het voorgaande is de geldvordering van NRL jegens Amlin niet toewijsbaar. De overige verweren van Amlin kunnen met die stand van zaken buiten bespreking blijven. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ziet op de vraag of wel een rechtsgeldige overeenkomst tussen NRL en [A] tot stand is gekomen. Gelet op de uitkomst van het principaal hoger beroep behoeft dit voorwaardelijk incidenteel hoger beroep geen bespreking.
4.15.
Bij gebreke van een privatieve last of inningsbevoegdheid van NRL kan niet worden aangenomen dat Amlin onrechtmatig jegens NRL heeft gehandeld door rechtstreeks een bedrag aan [A] te betalen. Om dezelfde reden kan evenmin de vordering van NRL worden toegewezen die strekt tot verwijzing van de zaak naar de rechtbank om NRL in de gelegenheid te stellen verzekerde in het geding op te roepen. De ‘redelijkheid en billijkheid’ die volgens NRL uit de pandakte zouden voortvloeien, vormen geen toereikende grondslag voor een betalingsverplichting van Amlin, ook al omdat Amlin geen partij is bij deze overeenkomst.
4.16.
De slotsom is dat de grieven van NRL niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis, zodat het vonnis zal worden bekrachtigd. De in hoger beroep vermeerderde vorderingen zijn niet toewijsbaar en zullen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal NRL worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is buiten behandeling gebleven, zodat daarin geen proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst de in hoger beroep vermeerderde vordering af;
veroordeelt NRL in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Amlin begroot op € 718,00 aan verschotten, € 632,00 voor salaris en € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken proceskostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.W.H. Vink en R.M. de Winter en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 december 2016.