NJ 2005, 41
Lastgeving tot instellen vordering op eigen naam; procesrechtelijke gevolgen.
HR 26-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AP9665
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 november 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/202HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AP9665
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AP9665, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AP9665, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑11‑2004
- Wetingang
BW art. 7:414
Essentie
Lastgeving tot instellen vordering op eigen naam; procesrechtelijke gevolgen.
Een door een rechthebbende aan en derde gegeven last om een vordering op eigen naam in te stellen, brengt in beginsel mee dat de derde ook op eigen naam in rechte kan optreden, in welk geval de lasthebber niet gehouden is in de dagvaarding of anderszins te vermelden dat hij ter behartiging van de belangen van een ander optreedt. Eerst indien het verweer van de wederpartij daartoe aanleiding geeft, zal de lasthebber dienen te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij uit hoofde van lastgeving bevoegd is op eigen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.