Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, 1989
Artikel 23 Verjaring van vorderingen
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1996
- Bronpublicatie:
28-04-1989, Trb. 1990, 109 (uitgifte: 31-07-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-1997, Trb. 1997, 321 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere rechtsvordering betreffende een betaling krachtens dit Verdrag verjaart, indien niet binnen een tijdvak van twee jaar een gerechtelijke of scheidsrechtelijke procedure aanhangig is gemaakt. De verjaringstermijn vangt aan op de dag waarop de hulpverlening is beëindigd.
2.
Degene tegen wie een vordering is ingesteld kan gedurende de termijn dat de verjaring loopt te allen tijde die termijn verlengen door middel van een verklaring gericht aan de vorderende partij. Deze termijn kan op gelijke wijze verder worden verlengd.
3.
Een vordering tot verhaal door een aansprakelijke persoon kan zelfs worden ingesteld na afloop van de verjaringstermijn als bedoeld in de vorige leden, indien zij wordt ingesteld binnen de termijn die is vastgesteld door de wet van de Staat waar het geding aanhangig is gemaakt.